"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Dagboek van een Goelag-kampbewaker

Woensdag, 20 juni, 2018

Geschreven door: Ivan Tsjistjako
Artikel door: Leonard van Aalst

“Er gaat geen dag voorbij zonder een absurditeit”

[Recensie] Kou, honger, verveling, machteloosheid en bovenal een verlangen naar Moskou. Zo kan het dagboek van goelagkampbewaker Ivan Tsjistjakov worden samengevat. Er zijn heel wat dagboeken en memoires van gevangenen over de verschrikkingen van de werkkampen in de Sovjet-Unie gepubliceerd, van de kant van het kamppersoneel bleef het echter lang stil. Hoe was het voor hen om in de Sovjet-Unie onder erbarmelijke omstandigheden te werken? Zijn zij de misdadige beulen of zijn zij evenzeer slachtoffer van het Sovjetsysteem? Wat vonden zij eigenlijk zelf van hun werk? Voor wie benieuwd is naar de antwoorden op deze vragen, ligt de door Arie van der Ent uit het Russische vertaalde dagboek van Tsjistjakov in de winkel.

Tsjistjakov arriveerde in de herfst van 1935 in een heropvoedingskamp in Siberië om mee te werken aan de aanleg van een spoorweg. In totaal houdt hij voor ongeveer de duur van een jaar een dagboek bij waarin hij leven in het werkkamp beschrijft. Waarom hij precies daarheen was gestuurd, is niet bekend. Zelf houdt hij het erop dat de overheid hem ziet als een mogelijk verdacht element en dat hij daarom een aanstelling in een afgelegen oord heeft gekregen. Daar gaf hij leiding aan een peloton soldaten die de taak hadden de gevangenen bewaken. Voor zijn aanstelling in Siberië leefde hij in Moskou als een gewone burgerman die de tram naar zijn werk nam, graag tekende, schilderde en met veel plezier het stadion bezocht. Hij was geen doorgewinterde communist, maar hield er ook geen duidelijk dissidente meningen op na. Dit veranderde niet gedurende zijn werkzaamheden in de Goelag, hij blijft een kleine man die zich altijd maar weer aanpast aan de heersende mores van zijn omgeving. In die zin staat hij misschien symbool voor de vele Sovjetmensen die, hoewel ze zelf geen sterke communistische overtuigingen op na hielden, toch maar weer meebewogen in het totalitaire radarwerk van Stalins Sovjet-Unie.

Hoe was het dan voor deze kleine burger om in een kamp te werken? Het was zijn taak om de gevangenen te bewaken. Als de gevangenen niet goed werkten, in opstand kwamen of vluchten, moest hij hard ingrijpen. Dit werk stond hem bijzonder tegen. De bewakers, aan wie hij leidinggaf, waren lomp, onbeschaafd en vaak dronken. Daar komt bij dat er een tekort was aan bewakers. Dit betekende dat iedereen achttien uur per dag een groep van dertig man moest begeleiden. In het geval van een ontsnapping werd je op het matje geroepen en als je pech had voor het gerecht gesleept. Vaak was het bitterkoud en woei er een ijzige wind. Zijn leidinggeven waren laks, slordig, inefficiënt en staken geen hand uit om de positie van de bewakers en de gevangenen te verbeteren. Zelfs bij vijftig graden vorst zorgen zij niet voor brandhout en moesten de bewakers en de gevangenen zelf maar hun hout bij elkaar sprokkelen en stelen. Tsjistjakov is zeer ontevreden over zijn eigen werk als bewaker. Hij verveelt zich, heeft het koud en verlangt naar een warm thuis. In zijn dagboek schrijft hij zijn frustraties en de onmacht van zich af. Ook voor een bewaker is het onmogelijk een kamp te verlaten, ook hij zal hier in de kou op zijn post moeten blijven staan. En waarvoor? Hij weet het niet. Meer en meer versombert hij, zelfs zozeer dat hij overweegt zelfmoord te plegen. Zo ver komt het echter niet, de dagelijkse plicht roept weer.

Boekenkrant

De omstandigheden waarin de gevangen verkeerden, verbeterden niet bepaald zijn gemoedsstemming. De gevangenen werken op dunne schoenen in de kou, krijgen koud eten en slapen op kale britsen in barakken met overal kieren. Velen van hen slapen amper, maar de volgende dag dienen ze wel weer zwaar werk te leveren. Tsjistjakov is geschokt door het lijden van de gevangenen en schrijft voortdurend empathisch over hen. Dat laat ook weer zien dat bewakers van de werkkampen in Rusland ook niet allemaal onmensen zijn. Toch ontkomt ook Tsjistjakov er niet aan om hard op te treden tegen de gevangenen. Op een avond in maart denkt hij er opeens aan van hoeveel mensen hij de straftijd heeft verlengd. Hoezeer hij ook zijn best doet om kalm te blijven, soms slaan ook bij hem de stoppen door en verzwaart hij de straf van een gevangene. Er zat voor hem ook weinig anders op. Als hij te laks optrad, dan werd hij zelf gestraft door zijn leidinggevenden. Dat laat ook weer zien hoe slinks het totalitair systeem van de Sovjet-Unie in elkaar stak. Het was eten of gegeten worden. Iedereen werd zo deelgenoot gemaakt van de misdaden van het regime. Ook een kleine burgerman als Tsjistjakov die liever naar het theater ging, ontkwam daar niet aan.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles