"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Dagen van gras

Dinsdag, 29 december, 2009

Geschreven door: Philip Huff
Artikel door: Gemma Venhuizen

Ben in de hemel met abrikozen

Het is Philip Huff (1984) met zijn debuutroman Dagen van Gras gelukt muziek te schrijven. Niet alleen omdat de zinnen uit het boek je bijblijven als flarden uit een refrein en omdat je, tijdens het lezen, soms zelfs even begint mee te neuriën. Huff weet daarnaast op papier een intens, licht melancholisch gevoel op te roepen, een gevoel zoals je dat soms bekruipt als je naar mooie muziek aan het luisteren bent. Hij schrijft niet zozeer beeldend als wel ‘klinkend’: je hoort Ben praten, je hoort muziek op de achtergrond.

Natuurlijk, Dagen van Gras heeft zijn onderwerp mee en in het verhaal zitten allerlei fragmenten uit songteksten verwerkt. Ben van Deventer, de achttienjarige hoofdpersoon, is namelijk een groot muziekliefhebber en adoreert vooral The Beatles. Muziek vormt een beetje houvast in zijn chaotische leven. Ben is net ontslagen uit een adolescentenkliniek, waar hij maandenlang heeft gewoond na een zware psychose. Via flashbacks vertelt hij hoe het zover heeft kunnen komen. Hij vertelt over de ruzies met zijn moeder, het overlijden van zijn grootvader en het plotselinge vertrek van zijn vader. Over zijn vriendschap met Tom, de jongen die hem altijd heeft aangespoord zijn grenzen te verleggen – vaak tegen beter weten in. En over datgene wat hem op de been houdt: gitaarmuziek.

Huff weet de juiste snaar te raken, en dat zit hem vooral in zijn schrijfstijl. Hij geeft Ben een overtuigende, eigen stem mee, inclusief het haast irritant wordende ‘maar echt’, dat hij als stopwoordje gebruikt. Subtiel geeft Huff structuur aan zijn roman, niet alleen met behulp van de muziekfragmenten, maar ook dankzij onderwerpen die gedurende het verhaal meer dan eens terugkomen: Bens liefde voor schaken, het Dodo-ei van zijn grootvader, de cruciale gevolgen van een onschuldig ogend tractorritje. Huff weet met weinig woorden een sterk beeld op te roepen: ‘De naald cirkelde over het zwarte vinyl heen en zwenkte de muziek onversterkt de kamer in. The Beatles waren een band met leden van nog geen halve centimeter hoog, met gitaren van drie millimeter, en ze speelden een klein privéconcert voor mij.’

Wanneer Ben beschrijft wat er in hem omgaat nadat hij paddo’s heeft gegeten en daarbij even van perspectief wisselt (van ‘ik’ stapt hij over op ‘jij’) raak je als lezer haast zelf in een trip:

‘Je voelt de behoefte je ervaring over te brengen. Dus begin je te praten. Je zegt: “Abrikoos”, en je houdt een kleine schelp omhoog. Je spreekt over de kleur van die schelp; een schelp die eerst dof was maar nu is opgelicht tot een glimmende, gloeiende abrikoos. Ook de textuur is veranderd: de kalk is een wollige stof vol pluisjes geworden. Woldraden die gloeien.’

Niet alleen een psychose weet Huff beeldend te omschrijven; ook de voortdurend terugkerende muziek weet hij subliem tot leven te brengen. Dit zijn Bens herinneringen aan het luisteren naar While my guitar gently weeps:

‘Met zijn drieën golven we mee met The Beatles: mijn vader, Tom en ik. We zijn een ei, een gouden ei, een ei zoals het ei van mijn grootvader, en we glijden door de ruimte. We zijn muziek, we zijn maat en melodie; we zijn de trillingen die van de snaren van Clapton afkomen. We zijn de stem van George Harrison. We zijn samen in het geluid. We zijn een.’

Huff weet in zo’n fragment te omschrijven hoe intens het luisteren naar muziek kan zijn – dat je er net als een goed boek helemaal in kunt opgaan, maar daarnaast ook het gevoel kunt krijgen één te worden met de mensen om je heen.

Vooral in een wereld van pop en rock ‘n roll worden worden muzikaliteit en drugsgebruik regelmatig aan elkaar gerelateerd. Zo wordt wel gezegd dat The Beatles het nummer Lucy in the sky with diamonds onder invloed van LSD schreven. Maar voor Ben werkt zijn drugsgebruik alleen maar contraproductief. Tijdens zijn psychose denkt hij wel het licht te hebben gezien, maar als lezer kom je er steeds meer achter dat hij misschien niet zo’n betrouwbare verteller is als in eerste instantie lijkt.

Tegen die tijd ben je als lezer al zo ver meegegaan in Bens belevingswereld, dat het even afkicken is tegen het einde van het boek. Want Ben is ondanks zijn irritante stopwoordjes en rare wanen toch vooral ook aandoenlijk; je begint je algauw aan hem te hechten. Vergeet Paul McCartney en Bob Dylan als charismatische idolen. Philip Huff heeft met Ben van Deventer een nieuwe ster geschapen. Een jongen om verliefd op te worden. Dagen van Gras heeft alles in zich om een nummer-1 hit te worden – op papier en digitaal, want de roman is ook al te verkrijgen als e-book


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.