"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Dans die het heelal omkranst

Woensdag, 6 februari, 2019

Geschreven door: Piet Gerbrandy
Artikel door: Jona Lendering

Negen hymnen uit een vroege traditie

[Recensie] Als er één classicus is van wie ik had verwacht dat hij nooit vroegchristelijke poëzie zou vertalen, dan is het Piet Gerbrandy, de auteur van het door mij bewonderde boek Het feest van Saturnus. In de inleiding tot dit overzicht van de Latijnse literatuur vraagt Gerbrandy zich af wat van dat onderwerp de grenzen zijn: wat rechtvaardigt dat de auteur van een Latijnse literatuurgeschiedenis stopt in de zesde eeuw n.Chr.? Is er niet méér Latijn geschreven ná de Oudheid dan in het Romeinse Rijk? Gerbrandy antwoordt hierop dat de Romeinse literatuur heidens van karakter is. De latere Latijnse teksten, zo schrijft hij, hebben meer raakvlakken met middeleeuwse theologen dan met klassieke auteurs als Lucretius, Horatius en Tacitus. Gerbrandy noemt ook een persoonlijk argument: hij voelt zich bij die heidense auteurs meer op zijn gemak. Godsdienst is een “interessant maar bedenkelijk atavisme”.

Hij staat hiermee in de beste humanistische traditie en ik neem aan dat hij over de Griekse literatuur hetzelfde zou betogen: “geef mij maar de schrijvers uit de klassieke, hellenistische en Romeinse tijd, een ander mag schrijven over de Byzantijnse literatuur of de kerkvaders”. Vandaar dat het me verbaasde dat Gerbrandy onlangs een mooi boekje publiceerde met zijn vertaling van negen christelijke hymnen van de Griekse auteur Synesios van Kyrene, Dans die het heelal omkranst.

De titel illustreert hoe lastig het is christelijk en heidens gescheiden te houden, want hij past in allebei de soorten levensbeschouwingen. Synesios mag dan zijn leven zijn geëindigd als bisschop van Ptolemais in het noordoosten van het huidige Libië, hij was tegelijk een representant van de klassieke literaire traditie. Hij las de grote teksten van weleer en presenteert ook zichzelf regelmatig als auteur. Het idee dat in de titel tot uitdrukking komt, dat het heelal lijkt op een dans, zal Synesios hebben ontleend aan zijn lectuur van de klassieken, bijvoorbeeld Plato’s Faidros of de Enneaden van Plotinos. (Gerbrandy citeert Enneade 4.4.33). De christelijke Synesios had er geen moeite mee zulke oerheidense auteurs te benutten. Het was voor hem geen ‘andere’ cultuur – het was gewoon dé cultuur, de cultuur waarin in die tijd iedereen opgroeide die het geluk had te beschikken over voldoende kapitaal om goed te worden onderwezen.

Was Synesios, voordat hij bisschop werd, zelf heidens? Toen ik begon een vertaling van zijn oeuvre online te plaatsen, meende ik van niet. Ik kon me niet voorstellen dat zijn huwelijk met een christin zou zijn ingezegend door patriarch Theofilos: een conservatieve geestelijke over wie ik een tijdje geleden al eens blogde. Ook kon ik me niet voorstellen dat Theofilos een Synesios tot bisschop zou hebben benoemd als hij niet overtuigd was geweest van diens rechtzinnigheid. Later veranderde ik mijn mening: eigenlijk weten we niet zo goed of Theofilos wel zo conservatief was – zie nogmaals het blogstukje. En inmiddels denk ik dat het eigenlijk niet zoveel uitmaakt. De traditionele culten bestonden in de vierde eeuw allang niet meer in hun klassieke vorm. Zeker de schrijvende klasse was allang monotheïstisch.

De filosofie die de christenen benutten, staat bekend als het Neoplatonisme. Ik citeer mezelf:

Kookboeken Nieuws

“Bij Plotinos valt de hoogste God samen met het Ene en het Zijnde. Dat ene, goddelijke Zijnde is van nature goed en wil daarom zichzelf vermeerderen. Zo ontstaat een lager zijnsniveau, dat op zijn beurt boordevol goedheid is en een derde zijnsniveau doet ontstaan, en zo verder, tot een nog lager niveau. Het laagste niveau is dat van de materie, die dus niet zozeer slecht is te noemen (zoals Plotinos’ tijdgenoten, de manicheeërs, meenden) als wel minder deel heeft aan het ene, goddelijke Zijnde. De jargonterm is voor één keer mooi: zijnsvergetelheid.”

De vier niveaus konden worden aangeduid als God, geest, ziel en materie. Het christendom liet zich beschrijven in dit filosofische stelsel, al waren er natuurlijk discussies over de wijze waarop dat precies diende te gebeuren. Synesios valt op inconsistenties te betrappen. Dat er discussies waren en dat mensen er niet helemaal consistent in waren, illustreert eigenlijk heel mooi hoe vanzelfsprekendheid het was voor de christelijke filosofen om hun leer uit te drukken met behulp van de courante filosofische ideeën. Het was, zoals gezegd, dé cultuur. Er was geen alternatief. Als de vraag, zoals de christelijke auteur Tertullianus haar ooit had geformuleerd, luidde “Wat heeft Jeruzalem met Athene te maken?”, dan zou Synesios hebben geantwoord dat Jeruzalem nu eenmaal deel uitmaakte van Athene. Het christendom behoorde voor hem in de klassieke wereld.

Eén probleem lag er ondertussen wel. Gerbrandy noemt het in zijn inleiding:

“Hoewel Neoplatoonse filosofie en christelijk denken bij Synesios door elkaar heen lopen, blijft de positie van Christus problematisch, niet zozeer omdat de dichter zich niet zou kunnen voorstellen dat het goddelijke zich in het vlees zou manifesteren, als wel omdat het evangelie de incarnatie presenteert als iets wat zich op één historisch controleerbaar moment heeft afgespeeld, op een specifieke locatie.”

Synesios had moeite met het feit dat Jezus in de evangeliën werd gepresenteerd als een historisch persoon. Als het aan de auteur van de hymnen zou hebben gelegen, zou hij liever een Jezus hebben gehad die te interpreteren was als – zoals Gerbrandy het samenvat – “een goddelijke aanwezigheid binnen het stoffelijk domein”, die mensen de weg wees naar hereniging met het Ene. Toen Synesios was gevraagd bisschop te worden, schreef hij Brief 105, waarin hij precies dit punt aanhaalde. Hij zou netjes uitdragen wat de officiële leer was, zei hij, maar men moest accepteren dat hij persoonlijk op dit punt een voorbehoud zou blijven maken.

(Tussen haakjes: in dezelfde brief zegt hij dat hij zijn vrouw niet zal verstoten, ook al werd van bisschoppen een celibataire levenswijze verwacht. Het neemt me, meer dan het filosofische voorbehoud, voor Synesios in. Hier is iemand die bereid was, toen de gemeenschap hem nodig had, zijn principes ondergeschikt te maken aan het algemeen belang, daarover nadacht en aangaf hoe hij dat wilde aanpakken. Het is een problematiek die iedereen van tijd tot tijd ervaart – en in die zin is Synesios voor ieder van ons een geestverwant.)

Moet u Dans die het heelal omkranst lezen? Ik zal meteen toegeven dat Libië een uithoek is in de klassieke wereld en dat Synesios geen intellectuele reus is zoals zijn tijdgenoot Augustinus. Die zou zijn eigen inconsistenties hebben herkend, erom hebben gehuild en een retractie hebben geschreven. Synesios’ charme is dat het een leuke man is, die bereid was een intellectueel offer te brengen omdat de gemeenschap hem nodig had. Je leest hem om zijn biografie. Dit betekent dat de hymnen misschien niet de beste plek zijn om kennis met hem te maken, al zijn ze in deze vertaling toegankelijk voor elke liefhebber van poëzie die de moeite neemt het voorwoord te lezen. Je moet ze echter zéker lezen als je geïnteresseerd bent in de neoplatoonse traditie en het vierde-eeuwse, uitkristalliserende christendom. En dan is dit boekje buitengewoon prettig.

Gerbrandy geeft aan het begin van zijn inleiding zijn bedoeling aan als hij uitlegt was poëzie is:

“Weinig lezers zullen ontkennen dat ritme een van haar essentiële eigenschappen is. Goede poëzie swingt, strompelt of marcheert, wordt in elk geval gekenmerkt door een beweging die zich aan het lichaam meedeelt, of het nu gaat om een hoorbaar, visueel, syntactisch of conceptueel ritme.”

De titel die hij aan Synesios’ poëzie meegaf, Dans die het heelal omkranst, is in feite een aanwijzing voor dezelfde benadering. Gerbrandy haalt zijn doel met vlag en wimpel: ik heb de gewoonte poëzie hardop te lezen en dan proef je dat sommige vertalingen een betere cadans hebben dan andere. Synesios’ hymnen zijn in dit opzicht prachtig vertaald. Een voorbeeld waarvan je, zelfs als u dit in stilte leest, het ritme wel herkent, haal ik uit de tweede hymne (volgens andere uitgaven de vierde).

Eenheid van eenheden,
vader van vaders,
van beginnen begin,
van bronnen de bron,
van wortels de wortel,
van wat goed is het goede,
van gesternten gesternte,
van heelallen heelal,
van vormen de vorm,
afgrondelijke schoonheid,
verborgen zaad,
vader van eeuwigheden,
van onzegbare
denkende heelallen
van waaruit een onsterfelijke
ademtocht druppelt
die fysieke gevaarten
binnen komt zwemmen
en daar een tweede
heelal ontsteekt.

Een punt van kritiek dat ik ook mezelf moet aantrekken: net als de vertaling die ik online plaatste, kent de vertaling van Gerbrandy geen versnummering. Het is alleszins respectabel om een Grieks gedicht (of een andere antieke tekst) te lezen puur om het genot. Zo heb ik de hymnen dit keer ook zelf gelezen. Er is niks mis met literair hedonisme. Maar dezelfde tekst kan óók worden gelezen als object van studie en dan zijn versnummers handig. Door ze toe te voegen, stel je een tekst beschikbaar voor andere geïnteresseerden, zonder dat je het genot vermindert van degenen die vooral de esthetische ervaring zoeken.

Maar dit is een onbelangrijke kwestie. Dans die het heelal omkranst is een fijn boekje dat ik met plezier las. Als u belangstelling hebt voor de Late Oudheid, doet u zichzelf er een plezier mee. En als u iemand kent met belangstelling voor die tijd, weet u nu wat u Synesios’ collega-bisschop bij uw kennis in de schoen kunt laten leggen.

Eerder gepubliceerd op Mainzer Beobachter