"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Theological Territories

Zondag, 24 januari, 2021

Geschreven door: David Bentley Hart
Artikel door: Niklas Anderberg

David Bentley Hart, een moderne kruisvaarder

Overwegingen van een Amerikaans theoloog

[Recensie] In een lezersbrief in The Times Literary Supplement van 17 juli 2020 omschrijft David Bentley Hart de beroemde liberale denker Isaiah Berlin als een lichtgewicht. Zijn oeuvre getuigt van een brede belangstelling maar van een oppervlakkige filosofische kennis. Berlin had een vlotte pen en Hart vergelijkt zijn stukjes met mint-chocolade na de maaltijd; ze smelten op de tong maar de nasmaak valt tegen.         

Zie hier – eindelijk iemand die durft te spotten met één van de grote iconen in het liberale pantheon!

David Bentley Hart is een Amerikaanse theoloog die oorspronkelijk Anglicaans was maar tegenwoordig het Oost orthodoxe christendom aanhangt. Hij heeft veel gepubliceerd maar titels als That All Shall Be Saved hebben niet echt mijn interesse gewekt. Theological Territories kan gelezen worden als een intellectueel testament in gecomprimeerde vorm. Het boek bestaat uit voordrachten en diverse artikelen van de laatste jaren. Net als de chocoladeflikjes van zijn oudere collega, dus…

Kookboeken Nieuws

Hart noemt zich orthodox christen maar is, hoe vreemd het ook mag klinken een radicale vrijdenker. Hij studeerde filosofie en is bovendien lid van Democratic Socialists of America. Zijn progressieve standpunten gaan samen met een compromisloos fundamentalisme. In zijn Christelijke boodschap is geen plaats voor besluiteloosheid.

Als Christen ‘moet’ je wel geloven in het Goede, vindt hij, anders zou de inhoud van de Bijbel niets anders zijn dan fabels en verzinsels. De polemische stijl van Hart kenmerkt zich door een genadeloze scherpte.

Halleluja-theologie

Het geloof van David Bentley Hart is geen Halleluja-theologie. Zijn wereldbeeld is doordesemd met dostojevskijaanse duisternis, kwaadaardigheid en verveling. Het leven op aarde is doorgaans een saaie bedoening, dus waarom tijd verspillen aan hoffelijkheid? Diegene die het met hem oneens is kan de volle laag verwachten. In kort bestek gooit hij grote delen van de westerse wijsbegeerte op de schroothoop: Kant en Heidegger (die hij een uitermate gebrekkige kennis van antieke en middeleeuwse filosofie verwijt), Wittgenstein en Roland Barthes vanwege diens “logge en flauwe dialectiek”. De Reformatie in toto vindt geen genade in zijn ogen, net zo min als de vele “verwarde en weerzinwekkende” ideeën die inherent zijn aan het katholicisme – en uiteraard alles wat achter de wazige noemer postmodernisme schuil gaat. De eerste uppercut deelt hij uit aan Descartes die hij afdoet als grof, bizar en banaal.

Theological Territories is opgedeeld in vijf secties waarvan de eerste drie reflecties zijn op theologen, schrijvers en kunstenaars. Onder andere is hij verwikkeld in een felle strijd met twee conservatieve Amerikaanse katholieken die de ‘mogelijkheid’ van de doodstraf verdedigen. Dit is volgens Hart onder alle omstandigheden onverenigbaar met de Christelijke boodschap van liefde.

In zijn voorwoord schrijft Hart dat hij voor de zekerheid een van de schrijvers heeft gebeld en al snel besefte dat hij geen bloeddorstig monster aan de lijn had. Hart erkent dat hij te snel conclusies getrokken had maar geeft ruiterlijk toe dat hij geen zin heeft om iets in een eerder gepubliceerd stukje te veranderen.

“Het is moeilijker voor de rijke om in de hemel te komen dan voor een kameel om door het oog van een naald te kruipen,”

dit is voor Hart als gelovige en socialist een kerngedachte. De conservatieve christenen in de VS hebben de oorspronkelijke boodschap verkwanseld. Het protestantisme is het spoor bijster en elke normaal begaafde persoon begrijpt dat calvinisme nonsens is. Heeft hij hier de winnaar van de Pulitzerprijs 2005, Marilynne Robinson in gedachte?

Hoe dan ook leefden Jezus en zijn apostelen onder eenvoudige omstandigheden en predikten ze het evangelie voor de armen en onderdrukten der aarde. Alles wat met geld en macht te maken heeft is verwerpelijk. Het gaat voor David Bentley Hart te ver om de vroege Christenen communisten te noemen, maar hij komt wel in de buurt van anathema nummer één in de VS.

William Empson

Deel vier bestaat uit boekbesprekingen. Hier verdwijnt het theologische aspect enigszins op de achtergrond. De mij onbekende schrijver William Empson (1906-1984) lijkt een onversneden nihilist te zijn, ware het niet dat hij een boek publiceerde over het gezicht van Boeddha. Hart beweert zonder blikken of blozen dat Empsons intellectuele capaciteiten ver boven die van Wittgenstein uitstegen. Zijn veelbelovende carrière werd helaas in de kiem gesmoord; de ‘prefect’ vond een pakje condooms op zijn studentenkamer in Cambridge en in het Engeland van 1929 was dit een ongehoord schandaal. Empson werd de laan uitgestuurd en verdween naar het Verre Oosten. Zijn naam werd voorgoed uit de annalen van de respectabele universiteit gewist.

Tijdens een reis in Japan ontwikkelde hij zijn theorie over de tweedeling van het menselijk gelaat. Het geheim van de menselijke psyche kan ontrafeld worden door het bestuderen van het gezicht van de boeddha. Empson spendeerde veel tijd aan het onderbouwen van zijn vergezochte theorie met allerlei bronnen en fotomateriaal. Toen hij eindelijk klaar was, bracht hij het enige exemplaar van zijn manuscript naar zijn gealcoholiseerde vriend John Davenpoort. Deze wankelde in benevelde toestand naar zijn uitgever, een excentrieke Tamil-dichter met de vertrouwenwekkende naam M.J.T. Tambimuttu. Deze was vooral bekend om zijn chaotische bibliotheek vol ongedierte…

Davenpoort verloor zicht op het manuscript en verzon dat hij het had laten liggen in een Londense taxi. In werkelijkheid was het in bezit gekomen van ene Richard March die de “onbeleefdheid had” om plotseling te overlijden, waarna het manuscript in de catacomben van diens enorme archief verdween.

Uiteindelijk werd dit archief in 2003 overgenomen door het British Museum en twee jaar later kwam het manuscript van Empson weer tevoorschijn. Het duurde om onbekende redenen nog elf jaar voordat het gepubliceerd werd in een geïllustreerde luxe uitgave – vijfenzestig jaar na dato! 

Een fantastische geschiedenis over een excentriek boek, dat Hart helaas niet kan of wil omschrijven als een meesterwerk.

Victor Segalen

Het verhaal van de Franse scheepsarts, ontdekkingsreiziger, schrijver en kunstcriticus Victor Segalen (1878-1919) is net zo hallucinatorisch. Segalen kwam een paar maanden na het overlijden van Paul Gauguin op Tahiti aan en werd curator van diens nalatenschap. Hij kocht zelf ook een schilderij van Gauguin voor zeven francs. Het kunstwerk werd ondersteboven  getoond en was voorzien van de exotische titel De Niagarawatervallen. Later bleek het motief een dorp in Bretagne te zijn.

In 1905 bevond Segalen zich in Djibouti waar het jonge genie Rimbaud ook net overleden was. Na nog zo’n onwaarschijnlijke geschiedenis als die op Tahiti keerde hij terug naar Parijs waar hij trouwde en een zoon kreeg -voordat hij wéér naar het Oosten vertrok.

Hoe hij ondanks de eerste wereldoorlog, ziektes (onder andere tyfus) en een voortdurend misbruik van opium überhaupt iets kon produceren mag een wonder heten. Naast publicaties over Gauguin en Rimbaud verscheen er ook een boek over Chinese kunst, vlak voordat hij in Brest onder ‘mysterieuze omstandigheden’ dood werd aangetroffen, slechts 41 jaar oud. De legende vertelt dat Shakespeare´s Hamlet opengeslagen aan zijn voeten lag.

Het verzamelde werk van Victor Segalen bevat romans, novelles, essays – én een libretto geschreven voor zijn vriend Claude Debussy.

Nieuwe Testament

Deel vijf gaat nader in op de vertaling van het Nieuwe Testament die David Bentley Hart onlangs voltooide. Sinds de bekende theoloog en voormalige bisschop van Durham, N.T. Wright zijn eigen vertaling in 2011 publiceerde, hebben de twee kemphanen met elkaar in de clinch gelegen. Het is voor een buitenstaander niet makkelijk om de exegetische knopen te ontwarren.

Hart en Wright vertegenwoordigen twee verschillende scholen van vertalen; de ‘formalistische’ en de ‘dynamische’. Hart is voorstander van een meer letterlijke aanpak, volgens eigen zeggen geïnspireerd door Nabokovs omstreden vertaling van Jevgeni Onegin. Wright kleurt meer buiten de lijnen. Beide manieren hebben voor- en nadelen. Elke vertaling is ten dele ook een vertolking maar David Bentley Hart verwijt Wright het beoefenen van het tegendeel van exegesis, namelijk eisegesis; de vertaler projecteert te veel van zijn of haar eigen ideeën op de oorspronkelijke tekst. ‘Full of years’ klinkt anders dan ‘very old’ en ‘apple of your eye’ is niet hetzelfde als ‘eyeball’. Deze en soortgelijke gemeenplaatsen zijn niet alleen anachronistisch maar ook platvloers.

Mijn favoriete voorbeeld komt uit 1 Koningen 14:10 (NBV) waarin het gaat over het uitroeien van ‘alle mannelijke leden’ van een familie. In de oorspronkelijke tekst staat ‘wandpissers’, een vertaling die Piet Oussoren handhaaft in de Naardense Bijbel. In de alom geprezen vertaling van The Hebrew Bible is Robert Alter nóg duidelijker: ‘pissers-on-the wall’. Dat is pas Bijbelse taal! Maarten ’t Hart is het grondig met mij eens. (Zie Maarten ´t Hart – De Schrift betwist 1997, blz. 70-72.)

Dit doet ons denken aan de inzet van dhr. Bowdler die ooit een familievriendelijke uitgave van Shakespeare samenstelde waarin alle vunzige passages weggemoffeld zijn. Uiteindelijk heeft deze werkwijze een onsterfelijk woord in het Engels opgeleverd: ‘bowdlerize’ – een fenomeen bekend onder de meer prozaïsche benaming censuur.

Op de achterkant van het boekwordt Theological Territories aangeprezen als vrij van academische vernis en vaktaal. Dat mag zo zijn, maar er zijn lange passages met onvertaalde citaten in het Grieks en er is voldoende Hegeliaans akkerland met Heidegger op de tractor waar de lezers doorheen moeten ploegen. Niet zelden gaan de finesses en het belang van deze discussies verloren in de woordenbrij.  

Sergej Boelgakov

Desalniettemin vergt Theological Territories de nodige aandacht. Een theoloog die bij ons nauwelijks bekendheid geniet is de Russisch-orthodoxe priester Sergej Boelgakov (geen familie van de beroemde schrijver), voor David Bentley Hart één van de belangrijkste denkers uit de twintigste eeuw. Ook de relatief onbekende Engelse schilder David Jones wordt voor het voetlicht gebracht. Zijn ingetogen werk is van een heel ander artistiek gehalte dan dat van veel mediagenieke collega’s (David Hockney, anyone?).

Zelden heb ik zo veel noten gemaakt bij een boek van amper vierhonderd pagina’s. Sommige van zijn territoria bevinden zich buiten mijn gezichtsveld. Het essay over de controversiële Franse schrijver Léon Bloy (1846-1917) is alleen al een toegangskaartje waard. Afgezien van het feit dat hij een geniale schrijver was, lijkt deze man geen enkele positieve eigenschap te bezitten. Toch kon hij naast spijkerharde en morbide fictie ook een brandbrief tegen antisemitisme schrijven. Bloy beïnvloedde hiermee het Tweede Vaticaans Concilie om ter elfde ure een verklaring aan te nemen die ook joden en moslims deelgenoot maakten van ‘het ware geloof’ (Nostra Aetate, 1965).

Maar Bloy was geen suikeroom: zijn beruchte lompheid past naadloos in Houellebecq´s Soumission. Bloy verwelkomde de ondergang van de Titanic en wreef vergenoegd in zijn handen toen een brand in de Parijse Opera Comic vierhonderd kleinburgers reduceerde tot smeulende koolhoopjes! Had Jezus niet gezegd dat eigendom diefstal was en dat hij gekomen was met het zwaard en niet om vrede te stichten?

Hart omschrijft de rechtgelovige katholiek Léon Bloy treffend als een engelachtig monster.

Hart eindigt Theological Territories met een discussie over wat Judas in zijn brief bedoelt met “verafschuw zelfs de kleren die ze met hun lichaam bezoedeld hebben” (Judas 23). Het kan volgens Hart niet zo eenvoudig zijn als het klinkt; hij speculeert over een innerlijke kleding (inner tunic) die onze zondige natuur zou bedekken (?), of misschien doelt Judas op de oude kleren – oude gewoontes – die afgelegd dienen te worden bij de doop.

Wellicht is de betekenis nog raadselachtiger en kunnen we die nooit achterhalen. In een zeldzaam moment van nederigheid erkent David Bentley Hart dat hij er geen raad mee weet. Het lijkt schier onmogelijk om door te dringen tot de kern van de Bijbelse wereld en hun profeten – we staan perplex van de “wilde en visionaire zienswijze” van deze auteurs uit een ver vervlogen tijd.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles

.