"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De Aleph en andere verhalen

Zondag, 19 september, 2021

Geschreven door: Jorge Luis Borges
Artikel door: Jona Lendering

[Recensie] Er bestaat een artikel – ik meen dat het is gepubliceerd in het Handelsblad – dat ermee begint dat de auteur zich afvraagt of hij mensen de lectuur van een boek van Jorge Luis Borges wel moet aanraden. Ik herinner me niet wat de recensent op zijn eigen vraag antwoordde en wat hij nog meer vertelde, maar deze openingszin is me bijgebleven. De verhalen van de Argentijnse auteur zijn namelijk niet ieders smaak.

Hij heeft veel gelezen, en dat laat hij je merken ook. Ik heb onlangs De Aleph herlezen, Annie Sillevis’ in 1964 verschenen Nederlandse vertaling van een elftal verhalen die in 1956 en 1957 in twee bundels zijn verschenen. Wat me meteen opviel was het enorme aantal verwijzingen naar andere boeken. Zulk vertoon van eruditie zou nu, een halve eeuw later, verdacht zijn, en daarom weet ook ik niet of ik mensen de lectuur van Borges moet aanraden, maar mij prikkelt het. Je kunt Borges een snob noemen, maar je kunt hem ook zien als een etalage vol boeken die je nog eens zou kunnen lezen.

Een andere reden om niet van Borges te houden, is zijn enorme fantasie. Hij is, om zo te zeggen, de anti-Voskuil, wiens literatuur bestaat uit een ingedikte beschrijving van wat werkelijk bestaat. Borges verzint juist dingen die niet kunnen bestaan zoals, in het beroemde verhaal over “De bibliotheek van Babel”, een heelal in de vorm van een bibliotheek. De vertelling illustreert allerlei aspecten van het moeilijke begrip oneindigheid en ik zou me kunnen voorstellen dat er nog eens een Annotated Borges verschijnt, zoals er ook een Annotated Alice is waarin de logische puzzeltjes worden uitgelegd die Lewis Carroll in het boek stopte.

We zien een paleis waar de architectuur geen doel dient en een punt waarin alle plaatsen van de wereld samenkomen. We lezen over iemand die zich tijdens een oorlog laf heeft gedragen, in zijn doodsdelirium de strijd opnieuw beleeft en nu wel dapper vecht, en het verleden zó aanpast dat hij als held wordt herinnerd. Iemand neemt zich voor een mens te dromen en in de werkelijkheid onder te brengen, en ontdekt dat ook hij zelf gedroomd is.

Boekenkrant

Humoristisch is het verhaal over Averroës, de Arabische Aristoteles-commentator, die zich afvraagt wat een komedie en een tragedie toch zijn, ’s avonds uit eten gaat, daar een complete beschrijving krijgt te horen van een toneelstuk, maar – opgesloten in zijn eigen werkelijkheid – niet in staat is te herkennen dat hij het antwoord op zijn vraag op een presenteerblaadje krijgt. Borges’ epiloog: Averroës is daarmee niet absurder dan ik zelf ben, nu ik probeer Averroës voor de geest te halen. Die zit.

Even verderop lezen we hoe een theoloog Judas rehabiliteert: als God zich heeft verlaagd door mens te worden, is Judas de enige die Christus werkelijk volgt door zich te verlagen tot verraad. Dit zijnde een verhaal van Borges, moet u niet verbaasd staan over verwijzingen naar de gnosis.

Zo zit het universum van de Argentijnse schrijver in elkaar: een wereld vol boeken en fantasie. Een internationale wereld ook: Duitsers, Engelsen, Spanjaarden, Amerikanen, Argentijnen, Egyptenaren, ze komen allemaal een keer langs. Ik voor mij vind het heerlijk om te lezen. En is het niet om de ongebreidelde fantasie, dan is het wel om Borges’ talent sommige dingen echt briljant te zeggen: “Een gentleman kan zich alleen interesseren voor verloren zaken,” schrijft hij ergens, volkomen terloops. Geen krullendraaierij, maar een tot nadenken stemmende definitie van adeldom als de afwezigheid van eigenbelang. Mooi.

Eerder verschenen op Mainzer Beobachter