Slecht, matig en veel goed nieuws
Eerst het slechte nieuws, bijvoorbeeld op pagina 144. “Het gebiedstheorem kwam in me op. […] en via het geen-haartheorem bepalen zij de horizongebieden.” Snapt u het niet? Misschien dat pagina 157 helpt: “…een behoudende kwantiteit […]. Een behoudende of conservatieve kwantiteit is een kwantiteit die niet verandert als een systeem zich ontwikkelt. Dit zijn generalisaties van bekende behoudende kwantiteiten.” Welja. Dat komt ervan als je Google Translate gebruikt, in plaats van een natuurkundige te raadplegen.
[Recensie] het eerste hoofdstuk (Bestaat er een god?) is het zwakste. Van de talloze varianten van het godsargument heeft Hawking weinig begrepen. Bijna niemand die een of andere geest of god aanbidt doet dat om te verklaren waarom de zon schijnt. Mensen geloven om psychologische redenen, bijvoorbeeld angst voor de dood. Of om sociale redenen. Voltaire heeft iets gezegd in de trant van: “Natuurlijk is er geen god, maar laten we hopen dat mijn personeel daar niet achter komt.”
Vervolgens het middelmatige nieuws. Hawkings uitleg van bekende natuurkunde vind ik niet overtuigend; lees liever het fraaie Zwarte gaten van Marcel Vonk (Amsterdam University Press). De titel van het boek had moeten zijn: Mijn mening over een aantal grote vragen, want antwoorden geeft Hawking niet. Wel veel spannende speculaties.
Gelukkig is er heel veel goed nieuws. Zo veel zelfs dat ik binnen het kader van deze bespreking niets ga citeren. Volgens mij zijn de beste hoofdstukken 5 (Wat zit er in een zwart gat?), 6 (Zijn tijdreizen mogelijk?) en 9 (Zal kunstmatige intelligentie slimmer worden dan wij?)
Het boek is een saluut van zijn dochter Lucy en een aantal van zijn collega’s, die dit materiaal hebben samengevat en bewerkt. Een waardige zwanenzang, met veel typische Hawkinghumor, ook over hemzelf: “…dat ik in mijn derde jaar aan Oxford merkte dat ik steeds onhandiger leek te worden […]. Iets was niet in orde, dat was wel duidelijk. En ik vond het niet leuk dat een dokter in die tijd tegen me zei dat ik maar geen bier meer moest drinken” (pagina 36).
Waarvoor hebben wij Hawking nodig gehad? Twee dingen: natuurkunde en karakter. Wat de natuurkunde betreft: zijn werk aan de horizon van zwarte gaten, voortbouwend op dat van Bill Unruh en Jacob Bekenstein, is waarschijnlijk een belangrijke stap naar een ‘theorie van alles’. Over karakter: nu Hawking is overleden denk ik terug aan onze ontmoetingen in Cambridge. Ik herinner me de elektrische IBM-schrijfmachine die onze instrumentmaker had voorzien van een stuurknuppel met acht posities. Door tweemaal zo’n positie te kiezen kon hij 64 lettertekens maken. Zijn geduld, doorzettingsvermogen en roestvrijstalen wil werden legendarisch. Zo standvastig als Stephen Hawking was, in een soort veertigjarige bijna-doodervaring, is onbegrijpelijk sterk. Dit boek is daarvoor een mooi monument.
—
Eerder verschenen in het Nederlands Tijdschrift voor Natuurkunde