"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De bedlegerige

Donderdag, 15 september, 2011

Geschreven door: Geertrui Daem
Artikel door: Karin de Leeuw

Verlamd geraakt door ‘straling’

Het is 10 oktober 1957, de ochtend waarop in Windscale, in Europa’s eerste kerncentrale, brand uitbreekt. In België ontwaakt tegelijkertijd de jonge arbeider Baziel Cleemput en ontdekt dat hij ergens in de nacht verlamd is geraakt vanaf zijn middenrif. Op het boze geroep van zijn moeder dat hij uit bed moet komen, kan hij niet reageren. In zijn eigen vuil gelegen moet hij wachten tot ze naar boven komt en ziet wat hem is overkomen. ‘Mevrouw Cleemput schudde vol ongeloof het ronde hoofd met de lillende wangen… Stommelend liep ze de trap af, om bij overbuurvrouw Yvonne Steenbrughe te telefoneren.’

Met die opening is de toon van Geert Daems‘ boek De bedlegerige gezet. De verlamde zoon en de zware, bedillerige moeder zijn tot elkaar veroordeeld. Samen brengen ze de dag door in de kleine arbeiderswoning van de textielfabriek. Tot kort daarvoor heeft Baziel, net als vrijwel iedereen in het dorp, in de fabriek gewerkt, in de weverij. Nu ligt hij in bed. Oorzaak en het te verwachten verloop van zijn ziekte zijn ongewis, maar zeker is dat hij van zorg afhankelijk is.

De moeder kreunt onder de last, maar kan tegelijk de zoon geen ruimte laten. Van jongs af aan heeft ze geprobeerd zijn leven volledig, tot in de intiemste details, onder controle te houden. De vader schittert door afzijdigheid. De huisarts bedekt het feit dat hij met het ziektegeval geen raad weet onder een vloed van ingewikkelde zinnen en protocollen.

En dan is er nonkel Roger, de peetoom die de noden van de jonge zieke scherp ziet. Hij organiseert aanpassingen aan het bed en brengt moeder en zoon met zijn ‘stationswagen’, een afgedankt voertuig van de brandweer, overal naartoe. Nonkel is ook degene die zorgt dat de mooie slagersdochter wekelijks op bezoek komt.

Pf

Rooie Roger is de bijnaam van nonkel, vanwege zijn communistische sympathieën. In zijn lijfblad ‘De Rooie Vaan’ heeft hij gelezen over de brand in Windscale. Hem is een licht opgegaan: zijn neef is verlamd geraakt door straling. Baziel gelooft echter in de analyse van zijn oom. Zijn ziekte heeft nu een naam en een oorzaak en hij wil strijden om dat aan de wereld te melden. Deze nieuwe doelstelling in zijn leven doet hem goed. De zieke, eerst door hoofdpijnen en vermoeidheid gekweld, zit blozend in bed.

De moeder moedigt haar zoon aan met haar op bedevaart te gaan naar Lourdes in Oostakker. Daar gebeurt een wonder. Baziel legt een hand op aan het dochtertje van een textielbaron. Het meisje geneest. Aandacht van de media. Een stroom van gulle giften en een plakboek vol fanmail.

Het leven van de invalide wordt steeds opwindender. De moeder kan met al de aandacht, die haar zoon steeds minder afhankelijk van haar maakt, minder goed uit de voeten. Dan volgt de dramatische ontknoping.

Door het verhaal te plaatsen in de entourage van het arbeidersmilieu van de jaren vijftig, sluit Geertrui Daems aan bij de grote Belgische traditie van de sociaal realistische roman van Boon, Claus en Mortier. De sfeertekening is trefzeker. Tegelijk kan de lezer de afstand voelen die inmiddels in een halve eeuw is ontstaan. Juist die afstand maakt de beschrijving tragikomisch. De oom met zijn communistische propaganda bijvoorbeeld wordt nu minder serieus genomen dan toen. Maar Daems maakt gebruik van elementen van diverse literaire genres. Soms raakt het boek het genre van de soap, maar nooit vervalt het daar volledig toe. De scène waarin Baziel en zijn moeder koninklijk bezoek ontvangen, heeft alle elementen van een klucht. De ingeving om de moeder daarbij ook de macht te geven over de secretie van de demente koningin-moeder is ronduit grappig. Een genot om te lezen.

Daems is een veelzijdig kunstenares, die haar sporen verdiende op het toneel en in de beeldende kunst. Haar literair werk werd al eerder bekroond, onder meer met de Debuutprijs (1993) en met de Toneelschrijfprijs van de Nederlandse Taalunie. Haar werk is in fraai Vlaams geschreven. De rode draad in haar werk zijn de verhalen van mensen die knokken om meer uit het leven te halen dan hen op het eerste gezicht gegeven wordt. Ook dit boek is daar weer een voorbeeld van. Baziel is daar een voorbeeld van, maar, heel in het klein, is de moeder dat ook.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

De bedlegerige

Ik bemin u bovenal