"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De bewaker

Donderdag, 1 oktober, 2009

Geschreven door: Peter Terrin
Artikel door: Johan Bordewijk

Met grote precisie, maar toch richtingloos

Peter Terrin heeft de afgelopen jaren een naam opgebouwd als schrijver van gedetailleerde verhalen met een Kafkaëske sfeer. In zijn nieuwe boek, De bewaker, laat hij opnieuw zien die stijl te beheersen. Hij beschrijft nauwkeurig een geïsoleerde wereld waarin twee bewakers zich proberen staande te houden. Het gaat over hun hoop op verandering, hun plichtsopvatting en hun ondergang. Maar besteedt Terrin niet te veel aandacht aan stijl en minder aan inhoud?

Harry en Michel bewaken de kelderverdieping van een luxeappartementcomplex. Ze dromen van een promotie en overplaatsing naar een buitenhuis van de welgestelden. Maar er zijn indicaties dat de buitenwereld in oorlog verkeert, hun bevoorrading wordt gerantsoeneerd en komt sporadisch. Uit voorzorg wordt ieder contact gemeden, zelfs de man van de bevoorrading wordt vijandig behandeld. Als alle bewoners, met uitzondering van een, het gebouw verlaten, groeit het vermoeden dat er in de buitenwereld een ramp gebeurd is. Maar zij blijven, dat is hun plicht. Van enige twijfel geen spoor.

In de roman volgen we de waarnemingen en gedachten van Michel. Dat levert een kale verhaallijn op , want veel gebeurt er niet op die kelderverdieping. De dagelijkse opwinding bestaat uit het minutieus controleren van de ammunitie, de inspectierondes door de garage of een studie van het doorspoelen van het toilet.

Harry en Michel kunnen alleen observeren en orders opvolgen, ze gedragen zich als machines in een ontmenselijkte wereld. Daardoor wordt het een traag en saai verhaal dat nergens een onderlaag van emoties raakt. En dat terwijl een langzaam verteld verhaal zeer aangrijpend kan zijn, zoals Verdwenen tijd van Thomas Verbogt.

Deze eerste helft van De Bewaker zou aan spanning winnen door alleen maar de suggestie van een barst in het harde schild van Michel. De zoveelste inspectie van de kelder of de ammunitie lokt niet uit tot verder lezen. Het lijkt me niet de bedoeling dat een schrijver de lezer wegjaagt. Wat het lezen bovendien nog bemoeilijkt is dat alles gelijkgeschakeld wordt, gebeurtenissen, dromen, herinneringen, alles wordt als scènes in de tegenwoordige tijd beschreven.

Halverwege het boek dringt echter plotseling een onbekende de kelder binnen:

‘Hij is halverwege de kelder aanbeland. Ik acht het ogenblik rijp om langzaam mijn Flock te richten, om geleidelijk, met de indringer nog op afstand, mijn houding te veranderen. Meteen trillen mijn gestrekte armen onder hun eigen gewicht, niet van vermoeidheid echter, ik zal lang volhouden, zo lang als het nodig is. Ik gok erop dat hij rechtshandig is, ik mik rechts van het licht, en iets hoger, naar de borst. Hij loop [sic] recht in onze val, we hoeven niets te doen. Dan houdt hij halt en laat de zaklamp onbeweeglijk voor onze voeten schijnen. De lichtkegel reikt tot een paar meter van onze schoentippen. Het is duidelijk dat hij iets heeft opgemerkt. Mijn wijsvinger heeft de trekker zo goed als overgehaald. ‘Hallo? Zijn jullie daar?’ Een zware bas, die het beeld van een grote man oproept. Harry zwijgt, ik ook. Nog één stap in onze richting en hij sterft. Maar de man blijft waar hij staat. ‘Zijn jullie daar?’ Boven het licht heb ik een witte blikkering gezien, tanden. Ik richt de Flock een fractie hoger. ‘Ik ben het,’ zegt hij. ‘De bewaker.’

Deze onverwachte versterking brengt de keurig opgebouwde wereld van Harry en Michel aan het wankelen. Door deze indringer ontstaan er wrijvingen tussen hen en zetten de gebeurtenissen wel aan tot doorlezen

Het citaat geeft aan dat het boek met scherpe stijl een sinistere sfeer oproept. Het speelt in een bizarre omgeving. Maar ook in het tweede deel blijft het een impliciet boek, dat de lezer te veel aan z’n lot overlaat. Volgens de uitgever op de flaptekst dienen we het boek te lezen als een allegorie, maar Terrin zelf maakt dat in zijn roman niet duidelijk . Dat is jammer, want hij beschikt over. krachtige ingrediënten. Dreiging, ontmenselijking, ondergang kunnen – goed verteld – een ongemakkelijk, maar prachtig boek opleveren. Tomas Lieske bewees dat met Een ijzersterke jeugd.

Terrin heeft met De Bewaker een goed geconstrueerd boek afgeleverd. Maar het is ook, en vooral, een te veel bedacht boek en daardoor zielloos boek. Een verzameling beelden – ‘zie maar dat je er wat van maakt’. Daardoor kan het alle kanten op en dus ook geen enkele.

Boeken van deze Auteur: