"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De bloemen

Zondag, 28 maart, 2010

Geschreven door: Koen Peeters
Artikel door: Jona Lendering

Hoe God uit de Kempen verdween

Een eeuw Belgische geschiedenis, dat is wat Koen Peeters de lezer biedt in zijn mooi geschreven roman De bloemen. Geen grotemannengeschiedenis: de Latijnse muntunie, de Koningskwestie en de Congocrisis blijven onvermeld. Het is een geschiedenis van het dagelijks leven in België, meer in het bijzonder in de Kempen.

Peeters presenteert zijn stof in een traditionele vorm: de familiekroniek. Eerst vertelt hij het verhaal van de zuivelhandelaar Louis en zijn vrouw Hortence, daarna beschrijft hij de carrière van hun zoon, de politicus René. (Diens echtgenote Paula komt opvallend minder uit de verf dan haar schoonmoeder.) De derde generatie komt aan het woord doordat de verteller, een zoon van René en Paula, commentaar geeft op de levens van zijn vader en grootvader. Door de perspectiefwisseling vermijdt Peeters het zwakke punt van zoveel familiekronieken: dat een naverteld mensenleven minder gestructureerd verloopt dan wenselijk is voor een roman.

De gebeurtenissen zijn zelden wereldschokkend en het menselijk drama blijft beperkt. Het geweld van de Tweede Wereldoorlog treft de familie niet werkelijk en Louis en René worden niet geconfronteerd met het soort gebeurtenissen waarmee een Thomas Hardy bewees dat tragedies niet per se over koningen hoefden gaan. Een stevige matpartij met ziekenhuisopname is zo ongeveer het ergste wat gebeurt. De lezer kan daar alleen maar blij mee zijn, want Louis en René zijn goede mensen voor wie je sympathie voelt. Dat je het boek in een ruk zou willen uitlezen, is meer door de beminnelijke karakters dan door de spannende plot.

Mooi is vooral de karakterisering van Hortence door middel van de briefjes die ze stuurt naar haar zonen, die in een internaat wonen.

Het Weer Magazine

‘Uit de brieven van mijn grootmoeder blijkt overduidelijk dat volle, onvoorwaardelijke geloof. Iedereen bidt en wordt gevraagd om te bidden. Tussen de personages verschijnt altijd opnieuw dat ene eigenzinnige personage, zijn naam is God. Hoe kan een mens zo gelovig zijn?’

Peeters werkt dit letterlijk uit door God op te voeren als alledaags personage, zoals Bijbelse gebeurtenissen op schilderijen van Breughel ook kunnen plaatsvinden op het Kempische platteland. God informeert bijvoorbeeld bij Louis hoe de zaken staan.

‘“Goed, heel goed zelfs”, zei Louis aan de Almachtige. “Misschien moet ik verder mikken dan zuivel verkopen. Misschien moet ik ambitieuzer zijn.”
“Ja, waarom niet”, zei God bezadigd. Dat was meer een mededeling dan een vraag. God was rustig in die dingen.’

Het verdwijnen van deze nabije God met wie je over de zuivelprijzen kunt discussiëren, is het eigenlijke onderwerp van De bloemen. Het is echter ook een ode aan het karakter van de Kempenaars, die ‘op een niet-sluwe, zelfs ontroerende wijze zijn gehecht aan hun gehechtheid aan de Kempen’. Die onbevangenheid weerspiegelt zich in Peeters’ ongekunstelde Nederlands, waarvan hij alle subtiliteiten beheerst. Peeters heeft geen krullendraaierij nodig om te imponeren of te ontroeren. Het boek is melancholiek zonder vals pathos.

En toch. Hoe mooi het boek ook is geschreven, hoe goed het idee van een zichzelf becommentariërende familiekroniek ook is, hoe sympathiek de personages ook zijn, Peeters heeft zijn stof wel erg nadrukkelijk geordend rond de verdwijning van God. Als bijvoorbeeld de verteller de aantekeningen naleest, kan hij een woord niet lezen, en dat blijkt natuurlijk ‘God’ te zijn. Het Opperwezen krijgt aan het einde van de roman, als envoi, nog een brief van de ik-figuur, waarin expliciet wordt gemaakt wat al duidelijk was. Het boek eindigt zo met een dissonant.

Maar het probleem is niet alleen dat het boek wat uit balans is. De verdwijning van God is zo’n banaal thema. Ooit had het een zekere urgentie en was het relevant aan te tonen dat de vanzelfsprekende aanwezigheid van God op het Belgische platteland een benepen geestelijkheid aan de macht hielp. Gerard Walschap schreef daar tachtig jaar geleden al over en sindsdien zijn alle facetten van het religieuze leven wel een keer gehekeld en verdedigd. Het onderwerp is inmiddels royaal over zijn uiterste houdbaarheidsdatum heen.

Als Peeters een melancholieke geschiedenis van de Kempen had willen schrijven, dan hadden andere thema’s een relevanter boek opgeleverd. Waar blijft toch die grote roman over de ondergang van de belgitude? (Voor zover mij bekend heeft nog geen enkele schrijver erop gewezen dat een Vlaanderen zonder Wallonië cultureel armer is.)

De bloemen is een heel mooi boek dat me snel dierbaar is geworden. Peeters zet sympathieke personages neer, toont dat de familiekroniek een vitaal genre is en kan verschrikkelijk goed vertellen. Het is jammer dat hij zijn talent in De bloemen verspilt aan een belegen thematiek, maar ik kijk uit naar zijn toekomstig werk.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur: