"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De brulaap

Vrijdag, 21 april, 2017

Geschreven door: Christophe Bell
Artikel door: Onbekend

Los gecomponeerd, impressionistisch saluut aan een vriend

De eerste zin

“Ik ben veertien en ik sta met twintig jongetjes rond een zelfgebouwd kookvuur.”

Recensie

Zes jaar geleden eindigde een Antwerps studentenfeestje in een drama. Christophe Bell en Mattias Van Der Stighelen, zoon van de bekende reclameman Guillaume Van der Stighelen, vielen per ongeluk in een onafgeschermd keldergat. Matthias was op slag dood. Christophe werd in coma afgevoerd naar het ziekenhuis en herstelde. De brulaap is Christophe Bells saluut aan zijn vriend Matthias, geen autobiografisch treurdicht, maar wel een los gecomponeerde, impressionistische roman waarin iemand terugdenkt aan alle plezier en onschuld van weleer.

Dans Magazine

Het boek bestaat uit een aantal op zich staande fragmenten waarin telkens een facet belicht wordt van de vriendschap tussen het luipaard en de brulaap, zoals hun totemnamen in de scouts luidden. Tijdens een kamp in Schotland steelt Christophe bijzonder symbolisch een aantal brandende kolen van zijn vriend om zo ook vuur te hebben. In de Pyreneeën trekken ze de haringen van een meisjestent uit de grond, waardoor deze zachtjes in elkaar zijgt. En dan is er natuurlijk nog de studententijd, toen de jongens samen op kot zaten en dachten dat niets hen kon raken.

Bell schrijft een bijzonder poëtisch proza waaraan de psychische verwarring ontstaan na de dood van de brulaap makkelijk af te lezen valt. Op iedere straathoek meent hij zijn dode vriend te zien. Dat die fatale dag niet precies zo had moeten verlopen als ook maar één enkel detail anders was geweest, als bij wijze van spreken het verkeerslicht op rood had gestaan en niet op groen, houdt hem sterk bezig. Hij overweegt zelfs zelfmoord en bezoekt een psychiater om er weer bovenop te raken.

Zwaarwichtig wordt het boek daardoor echter niet. Daarvoor schrijft Bell te etherisch en te kwetsbaar, immer laverend op de slappe koord tussen esthetiek en pathetiek. En soms gaat het op dat vlak wel eens mis. Dan lijkt hij al te zeer meegesleept te worden door zijn eigen emoties, waardoor hij zinnen schrijft als “In duisternis neemt men enkel schimmen waar. In spiegels enkel zichzelf.” of “Waar zoek ik iets wat ik niet kan vinden?” Ergens doet het aan Peter Verhelst denken, maar dan wel aan een heel jonge, die nog moet leren doseren.

3 vragen aan Christophe Bell

Wanneer wist je dat je hier een boek over moest schrijven?

Bell: “Toen het bijna klaar was. Dat kan raar klinken, maar zo is het echt gegaan. Tot vorig jaar in maart heb ik drie of vier jaar lang stukjes geschreven, soms maar een paar zinnen lang. Op bierkaartjes vaak, omdat ik in verschillende cafés werk en ondertussen studeer. Ik had helemaal niet de ambitie om schrijver te worden. Ik las toen alleen Jeroen Brouwers en wellicht heeft me dat sterk beïnvloed, vooral Bezonken rood dan. Dat boek heeft geen echte plot. Het lijkt alsof Brouwers zomaar wat dingen heeft opgeschreven, het een na het ander, maar uiteindelijk vormt het wel een geheel. Door die roman te lezen wist ik dat die vorm mogelijk was. Dus besliste ik vorig jaar om er een begin en een einde aan te schrijven, een beetje op vraag van een vriendin die voor een uitgeverij werkt in feite.”

Is het boek een ode aan een verloren vriend, of eerder aan een verloren tijd?

Bell: “Gaandeweg ben ik gaan inzien dat er wel degelijk een lijn in mijn schrijven zit. Al mijn tekstjes gaan over vroeger. Van de herinneringen aan de scouts tot die aan de studententijd iets later, allemaal schetsen ze een gouden tijdperk dat er ooit was en nu weg is. Het is daar dat mijn hoofdpersoon mee worstelt, met die verloren onschuld. De meeste mensen verliezen die geleidelijk aan, maar niet zo in dit boek, waar alles veranderde door dat ene ongeluk. Dus ja, wellicht meer dan uit een terugverlangen naar een persoon is mijn roman ontstaan uit een terugverlangen naar een tijd.”

Heeft het schrijven een therapeutische waarde gehad?

Bell: “Vooral tijdens het schrijven zelf. Daarna veel minder. De voorbije vier jaar heb ik me vaak afgevraagd wat ik eigenlijk aan het doen was. Dit boek was het enige waar ik me nog mee inliet. Het was mijn hele wereld geworden. Of het mijn leven gebroken of verrijkt heeft, weet ik niet. Het heeft het alleszins veranderd. Ik ben er tegelijkertijd empathischer en afstandelijker door geworden, denk ik. Ik heb een nieuw niveau bereikt wat denken en voelen betreft, een dieper niveau vooral.”

Eerder verschenen in Knack


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.