"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De democratie denken

Dinsdag, 18 februari, 2020

Geschreven door: Pierre Rosanvallon
Artikel door: Socrates Schouten

De democratie: een mooie reeks teleurstellingen

De Franse filosoof Pierre Rosanvallon is een van de belangrijkste hedendaagse denkers over democratie. In zijn in 2019 verschenen boek De democratie denken beschrijft hij de democratie als een permanente reorganisatie van het sociale leven, een “werk in uitvoering” dat nooit af kan zij.

[Recensie] De Franse historicus, econoom en filosoof Pierre Rosanvallon is een publieke intellectueel van formaat, maar geniet veel minder bekendheid dan bijvoorbeeld Bernard-Henri Lévy, de essayist die in eigen land als ‘BHL’ bekend staat. Rosanvallon heeft zo’n afkorting niet, noch de bravoure. Van Rosanvallon was in Nederland ook nog geen vertaald werk beschikbaar. Daar is verandering in gekomen dankzij de bundel De democratie denken. Werk in uitvoering, een boek dat een waardevol denkraam biedt om de huidige politieke turbulenties mee te begrijpen.

Pierre Rosanvallon, geboren in 1948, studeert economie in Parijs. Deze studie voltrekt zich in traag tempo vanwege de vele studentenstakingen
waar ook hij bezield aan meedoet. Zijn perspectief begint echter al snel af te wijken van de revolutionaire en marxistische overtuiging van de gangmakers van ‘1968’. Hij voegt zich in 1969 als economisch analist bij degematigd socialistische vakbond CFDT (Confédération FrançaiseDémocratique du Travail). Hij ontpopt zich daar tot vruchtbaarpublicist en laveert enige tijd tussen vakbond en academischewereld. In 1977 publiceert hij een politiek programma voor ‘la deuxième gauche’, het ‘tweede links’, waarin hij afstand neemt van revolutionair (communistisch) links en pleit voor een politiek van maatschappelijke organisaties en zelfbestuur. In datzelfde jaar wordt Rosanvallon, op voordracht van de latere Europese Commissievoorzitter Jacques Delors, directeur van het onderzoekscentrum Travail et Société van de universiteit Parijs-Dauphine, waar hij onder andere zijn proefschrift Het utopische kapitalisme publiceert. Sinds 1983 is hij lector en later onderzoeksdirecteur van de École des Hautes Études et Sciences Sociales in Parijs.

Democratische cultuur
De rode draad in Rosanvallons oeuvre is de noodzaak tot het vormgeven van een levendige democratische cultuur. Democratie moet daarbij niet begrepen worden als een ideaal waar steeds dichter bij in de buurt kan worden gekomen, zoals denkers als Habermas het voorstellen. Rosanvallon ziet de democratie als een permanente reorganisatie van het sociale leven, een ‘werk in uitvoering’ dat nooit af kan zijn. Het is de rommelige, actuele praktijk die de vorm van de democratie bepaalt en waar Rosanvallon diep in geïnteresseerd is. Voor hem staat niet ‘de politiek’ (le politique) maar ‘het politieke’ (la politique) centraal. De Franse denker Foqué introduceerde dit onderscheid omdat hij politiek niet langer wilde beschouwen als iets dat zich vooral tussen partijen en rond verkiezingen afspeelt, maar om het breder ‘tussen mensen’ en andere actoren te plaatsen. ‘Het politieke’ is een grotere sfeer waarin de opvattingen, visies en claims van (groepen) mensen elkaar steeds weer treffen en daarmee ook de maatschappij en dus de democratie ‘voortbrengen’. Ook radicale democraten als Chantal Mouffe, geïnterviewd in het lentenummer van de Helling, bedienen zich van dit gedachtegoed. Maar de stijl van Rosanvallon is beduidend anders. In de eerste tekst van zijn hand in het boek, zijn oratie aan het Collège de France, staat hij stil bij de manier waarop de democratie ‘gedacht’ moet worden. Dat is een welkome vertraging ten opzichte van de ferme politieke taal die in de meeste boeken te lezen is. Waar moet je eigenlijk gaan staan om de democratie, nu of vroeger, goed te kunnen bekijken? De politieke theorie denkt in ideaalbeelden, terwijl de sociologie de wereld ‘onttovert’ en van democratie een machtskwestie maakt. Rosanvallon zelf benadert de geschiedenis van de democratie als de verkenning van een problematische ervaring: als een veelzeggende reeks van ideeën, spanningen en teleurstellingen. Zo zet hij indrukwekkend de verschillende disciplines in en weet hij ook een knappe koers tussen wetenschappelijke afstand en politieke betrokkenheid te varen. De economische achtergrond van Rosanvallon verdwijnt intussen niet uit beeld. Veel van zijn werk is te lezen als commentaar bij de toenemende problemen van de welvaartsstaat vanaf de jaren zeventig. Al vroeg signaleert Rosanvallon de fragmentatie van de
samenleving, de barsten die ontstaan in de solidariteit. De klassieke welvaartsstaat, met zijn vangnet gebaseerd op het delen van gemeenschappelijke risico’s, is verleden tijd. Dat zet ook de democratie onder druk. Politiek en democratie gaan, of gingen, over het vertegenwoordigen van sociale klassen en groepen; groepen die een gezamenlijk belang delen maar intern ook de nodige diversiteit kennen, zoals de arbeidersklasse of confessionele groepen. De gedeelde omstandigheden die een politieke groep definiëren en samenbrengen zijn echter steeds me vervangen door persoonlijke omstandigheden, zoals het zijn van een alleenstaande moeder, een niet-stemmer, een Uber-chauffeur.

Boekenkrant

Rosanvallon doet denken aan de Poolse socioloog Zygmunt Bauman als hij ze ‘sociale ongelukken’ noemt: mensen die buiten het sociaal contract vallen of lijken te vallen. De tegenwoordige excessen in sociaaleconomische
ongelijkheid en het gebrek aan ingrijpen van de politiek zijn een kweekvijver voor populisme, zeker doordat een aanzienlijk deel van het electoraat zich laat meevoeren door een etnische uitleg van ongelijkheid in plaats van een economische en politieke.

Populistische revolutie
Het populisme krijgt bij Rosanvallon uiteraard een uitvoerige historische context, zoals die van de Franse Revolutie. Na de omverwerping van het ancien régime stak de vrees voor bestuurlijke willekeur de kop op, ditmaal niet van de vorst maar van het volk. Dat creëerde de ruimte voor sterke, ‘cesaristische’ leiders zoals Napoleon III, die zich aanmatigden de volkswil te belichamen.

Ook in de huidige populistische revolutie oefent de sterke leider een duidelijke aantrekkingskracht uit. Maar de Franse gele hesjes en de Nederlandse protesterende boeren vertonen een afwijkend beeld: zij hebben of willen geen afgevaardigden. Sommige politici proberen op de golf mee te varen, maar veel steun krijgen ze niet. Dat kan als een geruststelling gezien worden. Het linkse, progressieve kamp, waar Rosanvallon zich nog altijd toe rekent, heeft echter in Frankrijk en elders het nakijken. Dat is verklaarbaar. Het democratische project – het universele kiesrecht en efficiënte vertegenwoordiging door politieke partijen – is vooral een progressief speerpunt. Links kent ook een wat elitaire invulling van democratisering. Procedures en rechtsgelijkheid voeren de boventoon. Steeds meer groepen moeten bovendien politiek worden ingesloten. Straks krijgen vluchtelingen ook nog een stem, of de natuur… Want huidige regeringen hebben niet alleen te maken met een groei aan specifieke individuele situaties, maar ook met een toename van mondiale problematieken waar zij zich toe moeten verhouden, zoals migratie en klimaatverandering.

Dit alles maakt dat de hedendaagse samenleving steeds minder goed bestuurbaar wordt. De democratie krijgt steeds meer vorm als ‘georganiseerd wantrouwen’ waarbij de deelbelangen van verschillende groepen en ‘ongelukken’ niet meer verenigd worden. Alleen een levendige, democratische cultuur kan uiteindelijk soelaas bieden. Het bestrijden van ongelijkheid bekleedt een goede tweede plaats.

Werk in uitvoering
In zijn aanbevelingen blijft Rosanvallon voorzichtig: de democratie kent
geen ideale toestand, ze is altijd onaf, een ‘werk in uitvoering’. Net zoals zijn leermeester Claude Lefort ziet Rosanvallon de democratie als een middel om de plaats van de macht open te houden, zodat niet één persoon, noch
één soort denken de absolute overmacht kan krijgen. Het boek, dat de ingewijde lezer eerder zal bekoren dan de leek, bestaat uit twee lezingen en de inleidingen van zijn vier belangrijkste boeken. Het inleidende essay van Ido de Haan (hoogleraar politieke geschiedenis, Universiteit Utrecht) en het afsluitende interview door publicist Frank Meester dragen goed bij aan de begrijpelijkheid voor de Nederlandse lezer.

Eerder verschenen in De Helling