"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De dood van Jezus

Vrijdag, 27 maart, 2020

Geschreven door: J.M. Coetzee
Artikel door: Chris Reinewald

Het jongetje en een groot Niets

Beangstigend knap hoe J.M. Coetzee in De dood van Jezus om een groot Niets heenschrijft.

[Recensie] In het laatste deel van de – naar blijkt – Jezus-trilogie gaat het noch over de naamgever noch de Heilige Familie. De Heilige Schrift is ook afwezig of het zou de Don Quichotte moeten zijn die deze rol vervult. Met De dood van Jezus lijkt Coetzee te suggereren hoe een geloof vorm krijgt. En dan zou je na De jeugd van Jezus (2013),  De schooldagen van Jezus (2016) verwachten dat De dood van Jezus (2019) als ontknoping eindigt. Verhaaltechnisch is dat deels zo.

Kortaf gezegd: de inmiddels 10-jarige hoofdpersoon Davíd – onuitstaanbaarder dan ooit – zal op driekwart van het boek overlijden aan een gewrichtsziekte. Geen kruisiging dus. Noch een herrijzenis of hemelvaart. Zijn nagedachtenis neemt bliksemsnel mythische (bijbelse?) vormen aan.

Het verhaal begint op een trapveldje met voetballertjes. Onze jonge held blijkt behalve danstalent ook een puik voetballertje te zijn. Zijn talent wordt opgemerkt door een weeshuis dat een eigen, vrijwel onverslaanbaar elftal heeft. Daarmee krikken de wezen hun eigenwaarde op.
Ofschoon Davíd de goedige Simón en Inés als – relatieloos – pleegouderpaar heeft, houdt hij vol een wees te zijn en kondigt aan in het weeshuis te gaan wonen. Daardoor kan hij officieel bij het wezenelftal spelen. Tot groot verdriet van het paar verhuist Davíd inderdaad.
Vooruit, ze kennen zijn eigengereidheid. Simón huldigt de tactiek “opletten en erbij blijven.”

Boekenkrant

De eerzuchtige weeshuisdirecteur is een geducht opponent, zoals eerder bij de dansschool. Altijd moet hij, Simón het jochie met anderen delen die zijn talent en persoonlijkheid koesteren en hem kwaliteiten toedichten die hij blijkbaar niet ziet.
Als “trotse wees” bazuint Davíd rond dat hij eigenlijk iemand anders is en een andere naam draagt. Maar welke weet hij niet. En dan die brief die zijn echte ouders hem als bootvluchteling om de hals bonden en waarin zijn afkomst stond vermeld. Maar die brief is weg, net als zijn echte ouders.

Zijn het imaginaties van een zich als onbevlekt beschouwend persoon?

Don Quichotte

En dan zakt Davíd ineens midden in een wedstrijd ineens door zijn benen. Hij wordt onderzocht en moet naar het ziekenhuis, waar een mysterieuze ziekte wordt vast gesteld. Opportunistisch als hij is keert Davíd zich weer tot zijn bezorgde pleegouders. Maar het gaat slechter en slechter.

Hij vermagert zienderogen. De medelijdende wezen adoreren hem als martelaar. Ze komen op ziekenbezoek waarbij Davíd – uit zijn hoofd – verzonnen, stichtende parabels uit de Don Quichotte opdist. Hij verhaalt over brandende struiken (!) en een zwart en wit paard, waarbij niet het witte maar het zwarte paard het goede vertegenwoordigt. De kinderen hangen aan zijn lippen.
Davíd zakt na zijn monoloog moe in de kussens. Simón ziet het met lede ogen aan.

Tot zijn grote schrik duikt de veroordeelde moordenaar Dimitri op in het ziekenhuis, als schoonmaker. Hij zegt zijn lesje geleerd te hebben en de kleine Davíd als zijn leidsman te beschouwen. Net als in het vorige boek drijft de diabolische Dimitri een wig tussen Davíd en Simón. Hij suggereert dat Davíd bij hem klaagde over de opvoeding door zijn pleegouders.

Het wijze kind accepteert hun domheid en klaagt niet tegenover hen. Ze zijn tenslotte niet zijn echte ouders. En nog maar eens werpt Dimitri Simón voor de voeten dat híj geen passie kent. Nooit zal hij zijn pleegzoon begrijpen. En dan zou Davíd ook nog een boodschap met Dimitri gedeeld hebben.

Hoewel Coetzee vaak aangewreven wordt dat hij rationeel en gevoelsarm schrijft (als een Simón) draait je hart om. Het kind dat Simón zo liefdevol opvoedde en waarvoor hij zelfs een pleegmoeder vond, die geen liefde voor hem als pleegvader koestert … Dat kind spant nu tegen hem samen.
Alles glijdt als zand tussen zijn vingers weg.
Terwijl hij al doodziek is palmt Davíd zijn pleegouders in hem uit het ziekenhuis weer mee naar huis te nemen. Wegvluchten deden ze al vaker dus geeft Simón toe. De vlucht loopt bijna fataal af.

Binnen enkele uren moet het kind per ambulance terug naar het ziekenhuis. Simón en Inés staan te boek als ontaarde ouders.

Evangelie

En dan glijdt Davíd weg uit het leven. Simón die in wisseldienst met Inés gewaakt heeft, is in slaap gevallen. Dimitri verwijt hem zijn pleegzoon in de steek gelaten te hebben. Quasi-ruimhartig troont hij de pleegvader mee naar de koelcel waar hij de sleutel van heeft. Ze kijken naar het gestorven kind. Voor de pleegouders het beseffen wordt Davíd gecremeerd en bijgezet in een muur.
Hun verdriet moeten ze delen met de vriendjes van het weeshuis. Er komt een herdenkingsdienst.

De wezen dragen een lege doodskist, omdat Davíd niet dood maar ergens anders is. In scènes spelen ze Davíds leven na: de vlucht, zijn danscarrière, zijn voetballerij. Inés pinkt een traantje weg: zo was het. Maar de noodzaak om met Simón en hun verdrietige herinneringen verder te leven voelt ze niet. Tegen beter weten in stelt hij voor samen een nieuw kind te adopteren. Maar Inés vertrekt uit zijn leven.

Simón ontvangt een brief van Dimitri waarin hij nuanceert dat Davíd een persoonlijke boodschap met hem deelde. Hij vroeg alleen: “Waarom ben ik hier?” Dimitri werpt tegen dat hij gestuurd was om zondaars als hem te redden. “Maar dat was niet genoeg. Hij wilde iets anders, iets groters.” Maar wat? Dimitri vist bij Simón naar de verborgen boodschap die Davíd had willen overbrengen ware hij  niet… En dan verscheurt Simón de impertinente brief.

Het slot van De dood van Jezus deed mij denken aan het indringende korte verhaal Ultima Thule van Vladimir Nabokov. Daarin verkoopt een terminaal zieke “het inzicht in het bestaan” dat hij heeft gekregen. Een geïnteresseerde gaat op bezoek en hoort voornamelijk geraaskal aan.

En dan zegt de verlichte stervende dat hij per ongeluk in twee-drie woorden een glimp van het absolute inzicht heeft verraden. “Gelukkig heb je dat niet gemerkt.”

Dat zelfde lijkt het geval bij de ogenschijnlijk plotloze Jezus-trilogie, waarmee Coetzee op geniale wijze een evangelie schreef.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub Van Alles

Boeken van deze Auteur:

De oude vrouw en de katten

De dood van Jezus

De kinderjaren van Jezus