"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De Droom der Verlichting

Zondag, 13 november, 2016

Geschreven door: Anthony Gottlieb
Artikel door: Karl van Heijster

Zelf durven denken

[Recensie] Geen tijdperk in de geschiedenis van de mensheid was zo intellectueel uitdagend als de Verlichting. Niet voor niets was de zinspreuk van die periode Sapere aude – durf te denken. En gedacht werd er: Descartes, Hobbes, Spinoza, Locke, Leibniz, Hume, Rousseau en Voltaire behoren nog steeds tot de bekendste denkers aller tijden. Brits publicist Anthony Gottlieb tekende hun ideeën op in The Dream of Enlightenment, nu verkrijgbaar in een Nederlandse vertaling van Ruud van de Plassche, De Droom der Verlichting: De Opkomst van de Moderne Filosofie.

Als we de ideeën van Verlichtingsfilosofen recht willen doen, zegt Gottlieb in de inleiding van het boek, moeten we in hun schoenen gaan staan. De acht hoofdstukken behandelen daarom allen een denker tegen de achtergrond van zijn leefwereld en de vraagstukken van zijn tijd. De lijn tussen handige achtergrondinformatie en hilarische trivia blijkt wel vrij dun. Over Descartes lezen we dat hij volgens de geruchten zo geobsedeerd was door machines, dat hij vaak in gezelschap verkeerde van een levensgrote pop die niet van zijn onwettige dochter Francine te onderscheiden was. Hobbes’ vader, een predikant, blijkt een andere predikant op het kerkhof in elkaar te hebben geslagen, wat het des te verrassender maakt dat Casanova – jawel, dé Casanova – ooit een jongedame voor de zoon waarschuwde, en niet voor de vader.

Een al te nauwgezette weergave van de Verlichtingsfilosofie was duidelijk niet Gottliebs insteek. Hij hanteert een vlotte, makkelijk leesbare stijl en is niet bang om uitstapjes te maken naar hedendaagse fenomenen om de houding of denkbeelden van een filosoof te illustreren. Zo vergelijkt hij Descartes’ zelfingenomenheid bijvoorbeeld met het optimisme van Stephen Hawking, die in 1980 meende dat een theorie van alles binnen handbereik lag. Verderop wordt Lockes verhandeling over persoonlijke identiteit toegelicht met een voorbeeld uit Star Trek. Het verlevendigt zijn boek, maar lijkt bepaald niet te stroken met het doel dat Gottlieb zich aan het begin van het boek gesteld heeft.

Boekenkrant

Af en toe valt Gottlieb te betrappen op het maken van vreemde keuzes. Zijn kritiek op Descartes’ stelling dat God niet hem onmogelijk systematisch zal bedriegen, komt bijvoorbeeld niet verder dan: maar wat als hij dat wel doet? Een gemiste kans, al helemaal omdat Descartes’ argumentatie circulair is en dus op spannender manieren onderuit gehaald kan worden. Ook zijn slechts acht pagina’s tellende hoofdstuk over Pierre Bayle – wie? precies! – is een nogal vreemde eend in de bijt. (Het is overigens ook één van de interessantste hoofdstukken van het boek, precies vanwege de relatieve onbekendheid van de filosoof.) En de keuze om Rousseau en Voltaire in één hoofdstuk te behandelen levert mooie contrasten op, maar doet beide denkers eigenlijk tekort.

Wat ook mist is een bespiegeling over de Verlichting als geheel. Als Gottlieb zijn filosofen eenmaal heeft afgewerkt, steekt hij een korte lofrede af over hun verdiensten – het afbreken van religieuze macht, het prediken van verdraagzaamheid, het vooruithelpen van de wetenschap en het ontmantelen van feodale politieke systemen – en dat was dat. Het blijft dus bij een populaire weergave van de ideeën van de Verlichtingsdenkers. Dat maakt Gottliebs boek een uitstekende en zeer toegankelijke inleiding voor aanstormende filosofiestudenten, maar al gearriveerde exemplaren doen er goed aan even verder te zoeken. Of beter nog: zelf na te durven denken.

Eerder verschenen in Splijtstof