"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De eerste hond in de ruimte

Dinsdag, 5 oktober, 2010

Geschreven door: Jeroen de Rooij
Artikel door: Fred Baggen

Niet-alledaagse, caleidoscopische stadsroman

Caspar David Friedrich is een dagenmaker, en hij is belast met een even simpele als onuitvoerbare opdracht: een oplossing vinden voor het dreigend tekort aan dagen. Want hoe kan de mensheid voortleven als de voorraad dagen binnenkort is opgebruikt? Het antwoord is even simpel als schokkend: modelleer de mensheid naar het voorbeeld van een man die lijdt aan chronisch geheugenverlies.

De dagenmaker, die althans qua naam overeenkomt met de Duitse romantische landschapsschilder uit de negentiende eeuw, houdt het midden tussen een mens en een engel. Hij is nagenoeg emotieloos, eet niet, slaapt niet, maar jaagt onvermoeibaar zijn doel na. Zodra de dagenmaker is afgedaald naar de aarde, begint zijn zoektocht naar de man zonder naam wiens geheugen elke minuut wordt gewist. Hij is de ideale kandidaat, de oplossing voor de schaarste: voor hem is elke dag alsof het de eerste is; elke scheerbeurt, elke zonsopgang, elke notitie in zijn dagboek – alles wordt telkens als nieuw beleefd. Als de dagenmakers erin slagen de mensheid conform het ideale voorbeeld te veranderen, zouden ze maar één perfecte dag hoeven maken, waarmee vervolgens kan worden volstaan tot het einde der dagen.

Lijnrecht tegenover het decor van de moderne stad, die vierentwintig uur per dag pompt en bruist, lokaliseert onze dagenmaker de gezochte man ergens in de uitgestrekte bossen van Duitsland (een duidelijke verwijzing naar de landschapsschilder, die de ongerepte, eenzame natuur de hoofdrol gaf in zijn schilderijen). Hoe dichter de dagenmaker zijn doel nadert, hoe meer hij de andere personages in zijn steeds dramatischere opdracht meesleurt.

Vertelstemmen
In De eerste hond in de ruimte vertellen niet minder dan elf personages ieder hun persoonlijke relaas, steeds in de eerste persoon enkelvoud. Op fragmentarische wijze, met een duidelijke knipoog naar de sampletechnieken uit hedendaagse muziek – waarnaar regelmatig wordt verwezen – wordt de stad als metafoor voor continue verandering, vereenzaming en eenvormigheid van de dagen, gekoppeld aan de vele vertelstemmen. Hun afzonderlijke verhalen verschaffen de belangrijkste verteller, de dagenmaker, de informatie die moet leiden tot het vinden van de man zonder geheugen.

Boekenkrant

‘Er schijnt een man te zijn die zijn hele leven met één dag zou kunnen doen. Sterker nog, hij heeft slechts een paar minuten nodig. Die paar minuten kunnen eindeloos herhaald worden. Deze man moet uw redding zijn. […] Iedere keer dat hij de zon op ziet komen, is het de eerste zonsopgang uit zijn leven. Het moet een ongekend spektakel zijn, iedere dag weer. […] Hij moet een volmaakt leven leiden.’

De naamgever van het boek, Laïka (‘de eerste hond in de ruimte’), is geboren als tweeling van een wolfskind. Jonas, Micha en Lisel zijn vrienden die zich veelvuldig in het nachtleven storten, waar ze zich onder invloed van pillen verliezen in de hypnotiserende klanken van de dj’s. Het meisje van de kebabtent (‘de meester van de verhalen’) is vanwege de vele observaties in haar hoofd een van de slachtoffers van de dagenmaker, die alle gedachten en herinneringen uit haar wegtrekt. Enkele andere personages zijn Bernd, de taxichauffeur die in opdracht van de dagenmaker tot in de verste uithoeken moet rijden om zijn vreemde gast dichter bij zijn doel te brengen, en natuurlijk de identiteitsloze man zonder geheugen, die ‘spreekt’ bij monde van een naamloze, neutrale stem, die zich altijd in zijn nabijheid bevindt, en die zijn handelingen beschrijft.

Vorm volgt functie?
Op caleidoscopische wijze worden de afzonderlijke levensgeschiedenissen van de ik-vertellers met elkaar verbonden. Gebeurtenissen overlappen elkaar, situaties lopen synchroon en worden via een continu wisselende verteller ervaren. Jeroen van Rooij maakt daarbij gebruik van een ongebruikelijk stijlmiddel: iedere stem in het boek heeft zijn eigen lettertype! Hoewel dit visuele kenmerk op het eerste oog een handig hulpmiddel voor de lezer is, dringt zich na enige tijd de vraag op of het eigenlijk noodzakelijk is. De personages zijn prima herkenbaar aan hun toon en een beetje geoefend lezer zou ook zonder – aangenaam experimentele, maar toch rommelig ogende – lettertypenfratsen alle identiteiten van elkaar kunnen onderscheiden.

Een gemeenschappelijk kenmerk van de vertelstemmen is dat ze nauwelijks dialogen gebruiken; ze beschrijven wat er gebeurt of heeft plaatsgevonden, maar actieve conversatie is er nauwelijks. Het zijn een soort streams of consciousness, hoewel de beschrijvingen in elke afzonderlinge vertelling beslist niet onsamenhangend genoemd kunnen worden. In alle verhalen klinkt door hoe mensen het alledaagse beleven, op een manier die de dagenmaker een gruwel is: de achteloze consumptie van de met veel liefde en ambacht vervaardigde dagen.

‘Maar we zijn ons af gaan vragen of u ons werk wel altijd waardeert. U houdt zich hele dagen op in zelfgemaakte, secundaire werelden. Er zijn er onder u die alleen nog maar ’s nachts leven. Die onze lichtende details het liefst onder chemische invloed tot zich nemen en die zich in loodsen opsluiten om zich over te geven aan hun eigen licht, hun eigen geluid – en die kunstmatige dag midden in de nacht prefereren ze boven de onze.’

Vragen
De eerste hond in de ruimte laat zich vrij gemakkelijk lezen, ondanks de vele vertelstemmen. Een nadeel is wel dat ze nauwelijks worden uitgewerkt; als lezer vat je niet snel sympathie op voor de personages, hun karakterisering blijft aan de oppervlakte, waardoor ze nauwelijks beklijven. Voorts wordt de lezer nodeloos opgezadeld met de vraag wat het onderlinge verband is tussen wolfskinderen, de ruimtehond Laïka en de queeste van de dagenmaker? De kunstkenner zal zich afvragen waarom de dagenmaker geïdentificeerd wordt met de tegenwoordig aan de vergetelheid ontrukte schilder Caspar David Friedrich. Helaas blijven zulke vragen langer rondzingen in het hoofd van de lezer dan de soms wat rudimentaire plot. En dat is jammer, want het opraken van de dagen is een wel degelijk interessant uitgangspunt, dat helaas niet bevredigend wordt afgerond: wat er nu werkelijk gebeurt als de dagen op zijn, zal eenieder zelf moeten invullen.

Hoewel deze ‘stadsroman’ een niet-alledaagse leeservaring is, bekroop me zo halverwege het boek de neiging voortijdig af te haken en verder te gaan met het consumeren van mijn dag.


Eerder verschenen op Recensieweb


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.