"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De Franse Revolutie I, Van revolte tot republiek

Woensdag, 20 april, 2022

Geschreven door: Johan Op de Beeck
Artikel door: Marnix Verplancke

Lodewijk XVI liep over het koninklijk parket als een boer achter zijn ploeg

In het eerste deel van zijn magnum opus over de Franse Revolutie bekijkt Johan Op de Beeck de geschiedenis door de ogen van een Belgische advocaat.

[Recensie] Hoe kun je een boek over de Franse Revolutie schrijven dat zich historisch gezien aan de feiten houdt en toch een nieuwe, originele invalshoek heeft? Het was een vraag waar Johan Op de Beeck al een jaar of vijftien mee worstelde toen hij in het kasteel van Versailles, in het Musée de l’Histoire de France om precies te zijn, plots oog in oog stond met het portret van François Robert. Deze zoon van een herbergierster uit Gimnée was in Parijs uitgegroeid tot een revolutionair van het eerste uur las Op de Beeck tot zijn verbazing. Hij was een advocaat, een trotse ‘Belg’, zoals de inwoners van de door Oostenrijk bezette zuidelijke Nederlanden ook wel werden genoemd en hij zou het schoppen tot secretaris van Georges Danton. Hij bleek de eerste die er openlijk voor uitkwam dat hij de monarchie wilde vervangen door een republiek. Die Robert besefte de schrijver van eerdere historische werken over Lodewijk XIV en Napoleon zou de verteller van zijn nieuwe boek worden.

In een geschiedkundig werk voor een derde verteller kiezen heeft voor- en nadelen. Het voordeel is natuurlijk dat het een uit het leven gegrepen en daardoor ook een onderhoudender verhaal oplevert. De wijze waarop Robert bijvoorbeeld Lodewijk XVI neerzet als een man die zich over zijn koninklijk parket voortbeweegt als een boer achter zijn ploeg, spreekt boekdelen, net zoals zijn opmerking dat hij jammer genoeg in een tijd leefde waarin een vorst over een snelle geest, doortastendheid en charisma diende te beschikken en Lodewijk die allemaal ontbeerde. Maar hoe ver kan een historicus gaan in de subjectiviteit? Op de Beeck stelt de lezer wat dat betreft gerust. Alle feiten in zijn boek berusten op gecontroleerde informatie. Alleen de gevoelens van Robert zijn verzonnen, en die heeft hij duidelijk. Dat de Belgische advocaat niet zo hoog oploopt met ‘de Onkreukbare’, zoals Robespierre  ook wel wordt genoemd, is bijvoorbeeld duidelijk.

Maar in dit geval heeft de keuze van Robert als verteller nog een bijkomend voordeel. Hoezeer hij ook bezig is met de Franse republiek, hij blijft ook altijd oog hebben voor zijn land van herkomst, wat Op de Beeck toelaat in te gaan op de gevolgen van de revolutie voor onze streken. Want ook hier broeide wat en dat vooral door Jozef II die de macht van de clerus wou kortwieken en koos voor een in Brussel gecentraliseerd bestuurs- en rechterlijk systeem. Het leidde uiteindelijk tot de Brabantse Omwenteling van 1789. Drie jaar later viel Frankrijk de zuidelijke Nederlanden binnen, niet alleen om er de revolutie te prediken trouwens, maar ook om de staatskas te spijzen met alles wat er te graaien viel.

Archeologie Magazine

Op de Beeck concentreert zich in dit eerste deel van wat zijn magnum opus moet worden op individuen en ideeën. De wiskundige en filosoof Condorcet was de vader van de revolutie, beweert Robert, die trouwens ook zijn compagnon de route was, en toen deze in de zomer van 1793, het moment waarop dit boek stopt, afgeserveerd werd door de jakobijnen werd in feite ook een beetje de revolutie vermoord. De tijd van de terreur stond voor de deur.

Eerder verschenen in Knack