"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De gebroeders Boetkaboet

Maandag, 14 juli, 2008

Geschreven door: Hans Sahar
Artikel door: Daan Stoffelsen

Trots, terrorisme, simpel

De dreiging van terrorisme is ons niet vreemd meer, maar de meesten van ons zijn er gelukkig niet van dichtbij mee bekend. Hans Sahars vierde roman De gebroeders Boetkaboet neemt ons mee naar een gezin waar de dreiging concreet wordt, het Berberse gezin Boetkaboet. Driss, de analfabete Berber die na jaren tomaten plukken trots stomerij Jan van der Vlugt runt, en zijn zonen: Fadil, die na het overvallen van een supermarkt de bak in draaide, en Redouan, de veelbelovende van het tweetal die er wekelijks op uittrekt in pak om ergens te solliciteren. Ze hebben niet veel gemeen, maar ze zijn trots, buigen niet. Dat loopt slecht af; dit ‘Berbers familiedrama’, zoals de ondertitel belooft, komt zwaar en onvermijdelijk op ons af.

De gebroeders Boetkaboet begint goed, met een sterke zin: ‘We moeten eerlijk zijn, maar dat kunnen we niet, want dat hebben we nooit geleerd.’ De schooier, de jonge Marokkaan die voor galg en rad opgroeit wordt in één zin neergezet. Vervolgens wordt in drie alinea’s uitgelegd wat Fadil, die zelf zo’n jonge Marokkaan is daarmee bedoelt: schone schijn staat fatsoen in de weg. Van het kwaad wordt het erger, van kwajongensstreken gaat het naar criminaliteit. En dan kom je uit de bak, heeft je broer je vriendinnetje afgepakt, is solliciteren geen succes, hoef je van je vader niets te verwachten, dat wil je ook niet, en rest je niets dan op straat hangen met dikke Ab, de wapenhandelende pooier…

Gelukkig gaan er ook dingen goed: een vriend van de familie kan voor hem een baantje als postbezorger regelen, en zijn ooit zo criminele vriend Najib is door zijn nieuwe vriendin Marlies weer in de heer. Tegen het fundamentalistische aan overigens. En hij is niet de enige: Redouan blijkt dezelfde weg te begaan. Als zijn vriendinnetje met make-up op langskomt, dwingt hij haar het er af te halen.

‘Driss keek haar onderzoekend aan: “Hé Esra, d’r is iets met jou, wat is er gebeurd?”

Boekenkrant

“Ik heb geen make-up meer op.”

“Dat is heel goed meisje, zo ben je nog mooier, echt zuiver, hoewel het je goed stond, hoor.”

Esra lachte lief naar hem. Fadil zei: “Ik vond het je ook heel goed staan.”

Redouan moest nu wel reageren: “Als jij de Koran zou bestuderen, dan wist je dat het niet mag omdat vrouwen zich dan verlagen tot seksobjecten. Je weet toch van die belachelijke verkiezing hier in Nederland van Miss Marokko. Niks anders dan een ordinaire vleeskeuring met die bikini’s. Mannen in verleiding brengen, dat willen ze.”’

Redouan geeft iets bloot van de totale verandering die hij door is gegaan: zijn verontwaardiging blijkt politiek en daarbij hoeft geweld niet uit de weg gegaan te worden. Fadil wordt zijns ondanks medeplichtig gemaakt aan diefstal en de daaropvolgende aanslag. Het gaat helemaal mis, tot moord op vrienden en familie toe.

We zijn binnengedrongen tot waar fundamentalistisch terrorisme ontstaat – vernedering, ledigheid, trots en diepe overtuiging – en toe leidt – ellende. Het is een simpel schema, dat Sahar wel illustreert, maar niet verdiept. Dieper dan Redouans repliek hierboven gaat het niet. Dit is de toon van het boek. Zijn vader zet tegenover Redouans mening het verhaal van een jongen die door een vrouw terechtgezet wordt en ‘Driss had succes met zijn verhaal. Iedereen vond het mooi. De avond was gered.’ Jip en Janneketaal, aangevuld met bruikbare clichés, waarin ‘afschuwelijke woorden’ ‘parten spelen’, mensen ‘nou nou’ ‘van dik hout planken zagen’ en ‘razend nieuwsgierig’ worden. Stilistisch is De gebroeders Boetkaboet niet opzienbarend, en inhoudelijk blijft het ook licht: de eens zo voorbeeldige Redouan slaat wel heel plotseling om naar een agressieve fundamentalist die dingen wil opblazen en mensen doodmaakt. De nuance ontbreekt, en ook in de beschrijvingen schiet Sahar door: tot wel drie keer toe laat hij een ander personage vanuit een ander perspectief vertellen over het Slachtfeest. Ik heb wat bijgeleerd, maar voel me inmiddels niet erg serieus genomen.

De makke van De gebroeders Boetkaboet valt eigenlijk met een titelanalyse samen te vatten. Waar broers in een titel vallen, volgt een boek van onmin en drama, dat hoef je niet uit te leggen. Elke ondertitel kan die subtiele bijbetekenis alleen maar van zijn nuance ontdoen, lomper maken. En met die ondertitel, Een Berbers familiedrama in de Hofstad, is de potentie van dit verhaal onttoverd.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.