"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De geur van gedroogde appels

Zondag, 25 juli, 2010

Geschreven door: Willem van Toorn
Artikel door: Daan Stoffelsen

Het is hoe hij de belichting verandert

Er is weinig waar ik me zo aan erger als aan autobiografische lezingen van fictie. Ik begin er toch maar mee, want één duidelijke rode draad in de nieuwe verhalenbundel van dichter, romanier en vertaler Willem van Toorn, De geur van gedroogde appels, is de biografie die alle hoofdpersonen in grote mate delen met de auteur. Maar meer nog is de evenwichtskunst de centrale factor in deze verhalen. Van Toorn laat onopvallend de keuzes aan de lezer: tussen herinnering en verbeelding, tussen oorlog en vrede, tussen de sfeer en de feiten, tussen verrassing en relativering.

De dichter en de oorlog
Ik heb Willem van Toorn ontmoet voor een interview. Hij vertaalde Kafka, ik sprak hem daarover. Het is een sympathieke man, een goede vertaler, en al denk ik niet dat dit mijn oordeel heeft beïnvloed, ik meende hem te herkennen in zijn verhalen. De publieke persoon Willem van Toorn komt het zichtbaarst naar voren in de verhalen waarin zijn hoofdpersonen op internationale poëziefestivals optreden, met de eeuwig jonge dichter (Campert) of de oudste levende Israëlische dichter (Nathan Zach). De bundel opent op Poetry International, als de Eerste Golfoorlog begint.

‘De oorlog was begonnen zonder dat wij van iets wisten. Wij zaten op terrassen in de zon te praten over gedichten, over de plekken op de aardbol waar wij elkaar eerder hadden ontmoet en over hoe mooi onze vriend de grootste dichter van na de oorlog twee jaar geleden hier had gelezen, maar nu was hij dood…’

Het is die mengeling van weemoed en zonnige onbezorgdheid die de meeste van deze verhalen kenmerkt. Ook als de ellende toeslaat zijn er lichte tonen die de ernst naar de achtergrond dwingen:

Geschiedenis Magazine

‘Dat de oorlog was begonnen, werd ons binnen een seconde duidelijk toen we na de avondlezingen met een groepje de lobby binnen kwamen. Midden in die meestal door in lederen fauteuils gezeten, drinkende en pratende dichters bezette ruimte stond een enorm televisietoestel, dat uit een of andere personeelsruimte moest zijn gehaald, en vlak voor het scherm zat, in een van onze fauteuils, een zeer dikke man met grote zweetplekken in zijn roze nylon overhemd, een strooien hoed op zijn hoofd en een paar sixpacks bier naast zich. De oorlog knalde van het scherm.’

De dikke man dringt zich ten koste van de oorlog naar de voorgrond als hij stelt dat ook een dichter als de ik een gedicht voor veel geld zou schrijven. En de dikke man én de oorlog verdwijnen naar de achtergrond als de dichter de volgende ochtend een zestal paarden in de hotellobby ziet ontbijten – een verrassing voor de hoteleigenaar, een paardenliefhebber, die jarig is. Het mengsel van actualiteit, die exotische, internationale sfeer, dat morele dilemma waarvoor die F. Springerachtige figuur de hoofdpersoon plaatst, en dat fantastische element van die paarden maakt ‘Write me a poem’ een goed verhaal.

Clichés als secundaire sentimenten
De geur van gedroogde appels is dan ook een goede verhalenbundel, meer nog dan een bundel van goede verhalen, door de verbindende elementen. De dichtersgemeenschap verhuist naar Italië en Israël, maar tussendoor probeert een ik Zuid-Afrika binnen te komen – een verhaal van onbegrip en geluk bij ongeluk – en opent een volgend verhaal met ‘Dit zou Afrika kunnen zijn.’ Het blijkt Zuid-Italië te zijn, en Van Toorn schetst de omgeving met een catalogus aan donkerwarme tinten en idyllische geluiden. Het cliché van zo’n prachtige meditterane avond wordt bijna te veel als blijkt wat het moet verdoezelen:

‘De geluiden hebben iets troostends omdat ze de stilte minder absoluut maken. En met de stilte de andere geluiden die al in de namiddag zijn begonnen en die je liever niet zou horen: […] vooral een benauwd, reutelend zuchten dat soms minutenlang wegblijft en dan ineens weer zo dichtbij is dat het lijkt alsof iemand vlak boven mij ook de televisie te hard heeft staan. Maar het is geen televisie, het is de werkelijkheid die zich manifesteert als hoorspel. Een verdiepig hoger ligt een oude buurman op sterven en alle ramen staan open vanwege de warmte.’

Weer speelt Van Toorn een spel met voor- en achtergrond, met verwachting: niet de idylle, Afrikaans of Italiaans, maar de wrede feiten des levens staan centraal. Hij wekt de indruk sfeer te tekenen, hij lijkt sentimenteel te worden, maar het sentiment is secundair; eenmaal de bocht om doemt een blokkade door Bosnische oorlogsinvaliden op, Hemingway, Schuberts ‘Der Tod und das Mädchen’ of een Nederlander die in het Duitse leger heeft gevochten. Is de oorlog dan die hoofdpersoon die we zoeken?

De spanning van wisselende belichting
Met evenveel recht valt die zomerse sfeer, die lichtheid als kandidaat aan te wijzen. Verderop in de bundel trekken de verhalen zich terug uit de wereld, naar een Italiaans dorpje, naar een tienerverliefdheid in de jaren vijftig, naar een vakantie in Frankrijk. De nacht van de maanlanding is aangebroken, de hoofdpersoon blijft op en loopt als het tijd is naar de keuken van een nabijgelegen boerderij, waar hij het op tv mag bekijken. Het is donker, en het begint weer met een overweldigende zintuiglijke ervaring: ‘De geur van appels was zo sterk dat ik een paar tellen totaal mijn oriëntatie kwijt was: ik was overal tegelijk, in de huizen van mijn kindertijd, in onze eigen boerderij thuis – ik was vooral in de geur van appels.’

Dat komt ook omdat in de ruimte een oude vrouw appels zit te schillen. Hij ziet de maanlanding, en vraagt haar dan of zij het niet ook wil zien. ‘“Dat maken ze allemaal in Parijs,” zei ze. “Het is televisie. Het gebeurt niet echt. Mensen op de maan.” Ze kakelde van het lachen.’

Het is nacht in ‘De geur van gedroogde appels’, maar het wás middag, bekent Van Toorn in de pagina’s die erop volgen, in een eerdere versie van het verhaal. Relativering op relativering, een integere kanttekening die niet moet verleiden om onbetrouwbare vertellers te gaan zoeken. Dat is dan ook niet wat deze verhalen spannend maakt, het is hoe Van Toorn voorgrond en achtergrond omwisselt, subtiel (zie die dikke man massaal opdoemen tussen de korte vaststellingen over oorlog. Zie de tegenstelling – ‘geen televisie’ – die vooral uitstel biedt) en beslist, het is hoe hij nu eens het ‘grote’ relativeert (zie die oude vrouw kakelen in het halfduister) en dan weer benadrukt (zie die stervende man opdoemen in zijn laatste warme avond).

Hij doet dat binnen alinea’s, tussen delen van de verhalen en ook ertussen, als er elementen elders opduiken en in een ander licht komen te staan. Die wisselende belichting leidt nergens tot overbelichting of verduistering, nergens is het een verschil tussen zomermiddag en diepe nacht. Dat geeft een surrealistische vlakte aan een scène als die op Poetry International, maar ook een enorme ruimte: dit is er allemaal mogelijk, er is een juiste moraal en een eerlijk sentiment, maar die conflicterende werelden bestaan. Naast elkaar. In Italië en Zuid-Afrika, Jeruzalem en Amsterdam, de Betuwe en de Nieuwe Meer. Dat is nu eens schokkend, dan weer relativerend, maar het is telkens goed gedaan.

De geur van gedroogde appels draait niet om Willem van Toorn, maar onthoud u die naam: met hem leest u zich in een reeks veranderende werelden in.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.