"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De greppel

Vrijdag, 2 december, 2016

Geschreven door: Herman Koch
Artikel door: Marnix Verplancke

Wat een man lijden kan

Het is echt geen pretje om een man te zijn, denk je na het lezen van De greppel, Herman Kochs nieuwste roman, want niemand, maar dan ook echt niemand, komt ongeschonden uit de strijd die ook wel eens samenleven wordt genoemd.

[Recensie] Robert Walter, het hoofdpersonage uit Herman Kochs De greppel, lijkt het helemaal gemaakt te hebben. Hij is als burgemeester van Amsterdam aan zijn tweede ambtstermijn bezig, heeft een knappe buitenlandse vrouw Sylvia en een slimme dochter die zowel op school als in de liefde haar mannetje kan staan, Diana. Op zijn zestigste is hij een rots in de branding tot hij op een nieuwjaarsreceptie merkt dat Sylvia toch wel heel erg dicht bij wethouder Maarten van Hoogstraten staat. Die twee hebben iets, schiet het door zijn hoofd, en als een Hollandse Othello begin hij vervolgens dol te draaien.

Hij wordt een undercoveragent in zijn eigen huis en ziet in iedere onbenulligheid een nieuwe bevestiging van zijn vermoeden. Wanneer Robert en Sylvia naar Parijs gaan en zij tijdens een etentje van tafel wegloopt omdat ze een dringende oproep heeft gekregen, groeit zijn overtuiging. Zeker wanneer Sylvia na terugkomst zegt dat het telefoontje van een Japanse vriendin was die vermoedt dat haar man er een maîtresse op nahoudt. Steeds blijft diezelfde gedachte door zijn hoofd spoken: oké, als het nu George Clooney, Clint Eastwood of Sean Connery was, maar toch niet Maarten van Hoogstraten. Wat zegt dit over hem dat Sylvia het met zo’n lulletje rozenwater aanlegt?

Wanneer Robert om zich heen kijkt ziet hij overal spiegels van zichzelf rondlopen. Maar gelukkig is er Bernhard, een succesvolle astronoom met de dood op het lijf die de vinger op de wonde legt. Waarom al die menselijke – en in de praktijk vooral mannelijke – grootspraak, vraagt hij luidop? Wie zijn wij dan wel? Een onooglijk detail op deze aarde die zonder mensen niets minder waard zou zijn. We zijn zo verdomde geciviliseerd dat we niet meer weten wat een mens werkelijk is, klinkt Kochs boodschap op uit de krochten en greppels van zijn roman. Of zo verdomde Hollands, want Koch fulmineert veelvuldig tegen de kneuterige en krenterige mentaliteit van zijn landgenoten.

Maar het kan anders. Neem bijvoorbeeld Roberts vader. 94 is de man wanneer hij tegen zijn zoon zegt dat het zo stilaan welletjes is geweest en dat hij er binnen het half jaar samen met zijn vrouw een eind aan gaat maken. “Maar je bent nog kerngezond,” krijgt hij als tegenwerping, waarop de bejaarde man reageert: “Precies, net daarom”. Maar zijn plan mislukt. Zijn vrouw sterft en hij overleeft de dubbele zelfmoordpoging, waarna hij zijn persoonlijke Indian Summer beleeft. Al wat hij van zijn vrouw nooit mocht, voert hij nu in sneltempo uit. Zo koopt hij bijvoorbeeld een iPhone en niet veel later ziet Robert hem voorbij scheuren in een rode sportwagen, een jong ding met fel aangezette lippen en een bloemetjessjaaltje op het hoofd incluis. Is hij alsnog achter het geheim van het mannengeluk gekomen? Heeft hij zijn naturel gevonden en geniet hij van het bestaan zonder zich iets aan te trekken van het geweten dat de anderen hem proberen aan te praten? Misschien, maar lang zal hij er natuurlijk niet van kunnen genieten.

Herman Koch hanteert een licht absurdistische stijl die aan Arnon Grünbergs werk doet denken, inclusief de soms dode momenten waarop je je als lezer afvraagt waar het boek in feite heen wil. Al blijken die passages bij nader inzien niet altijd zo overbodig als je aanvankelijk denkt. Wat loopt Sylvia’s broer hier nu opeens door het beeld te lanterfanten, vraag je je bijvoorbeeld op een gegeven moment af. Tot de man een paar honderd pagina’s verderop weer opduikt en heel relevant blijkt. De greppel lijkt misschien van een eindje bij elkaar gegooid, maar dat is echt niet zo.

Centrale zin: “Wie zonder schande leeft, is vrijer, staat dichter bij de natuur.”

Herman Koch (1953)

Geboren als enfant terrible dat van school werd gestuurd en uiteindelijk zelfs een Fins boer wou worden, gooide Herman Koch zich op literatuur en comedy. Hij schreef voor en acteerde in Jiskefet, en schreef met Het diner zowat de meest verkochte – en in 48 talen vertaalde – Nederlandse roman van de voorbije decennia. Half Amerika sprak er schande van en binnenkort komt de verfilming. Koch schrijft het Boekenweekgeschenk voor 2017.

Eerder verschenen in Knack

Boeken van deze Auteur:

De greppel