"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De Heerlijkheid

Dinsdag, 19 juli, 2022

Geschreven door: Martin de Brouwer
Artikel door: Jan Stoel

Martin de Brouwer geeft de burger uit de zestiende eeuw een stem

[Recensie] Martin de Brouwer (1988) overtuigt met zijn historische roman De Heerlijkheid. De Brouwer kende ik van historische verhalen die hij schreef in de verzamelbundels die Uitgeverij Historische Verhalen uitgeeft. Evenals die verhalen kleurt De Heerlijkheid de geschiedenis in. Er is een historische basis maar de auteur neemt de vrijheid om fictie te gebruiken daar waar de feiten ontbreken. Hij weet historiciteit en fictie zo met elkaar te verbinden dat een harmonisch geheel ontstaat. Het levert een heerlijk verhaal op, dat leest als een thriller.

De Heerlijkheid speelt zich af in het hertogdom Brabant. De belangrijkste steden waren daarin Antwerpen, Brussel, Leuven en ’s-Hertogenbosch. Martin de Brouwer deed stamboomonderzoek en kwam zo een voorvader tegen, Jan de Brouwer, een brouwerszoon uit Moergestel. Hij kwam een getuigschrift uit 1565 tegen waarin Jan verklaarde dat hij pensier (rentmeester) was van de abdij van Tongerlo (een van de machtigste organisaties in het hertogdom) en dat zijn familie door een roversbende bedreigd werd. Het zaadje voor de roman met Jan als hoofpersonage was geplant.

Zestiende eeuw
De Brouwer geeft in De Heerlijkheid – het verhaal speelt zich tussen 1547 en 1565 af – de gewone zestiende eeuwse burger een stem. Een burger die constant vermalen dreigt te worden door de corruptie, de incompetentie, de zucht naar geld en macht van overheidsdienaren en kerk. “De mannen die het strengst van leer zijn, hebben het meeste te verbergen.” De gewone burgers zijn altijd het kind van de rekening. Daarmee stipt de auteur meteen een universeel thema in. Kijk naar onze maatschappij. Wie ontspringen altijd de dans? Wie draaien voor de kosten op? Eens te meer kunnen we leren van het verleden, maar we schijnen ‘geen herinnering’ aan dat verleden te hebben.

Hilverenbeek
Drie grote verhaallijnen die elkaar constant afwisselen en uiteindelijk bij elkaar komen, vormen het raamwerk van de roman. Liefde en de strijd tussen recht en onrecht vormen de schakels in het verhaal. Jan de Brouwer, de brouwerszoon, is intelligent en gaat naar de Latijnse school in Hilvarenbeek, omdat daar een oom van hem woont. Zijn beste vriend Jacob wordt verliefd op hetzelfde meisje, Josijne. Als zij voor Jacob kiest (niet wetend dat Jan een oogje op haar heeft) stort Jans wereld in. Hij geeft school eraan en gaat in de brouwerij van zijn vader in Moergestel werken. Hij blijkt geweldig bier te brouwen. “Josijne was slechts één zoen, lang geleden, de zijne geweest.”

Boekenkrant

Josijne trouwt met Jacob en Jan met Yken, de zus van Josijne. Op Vastenavond 1552 gebeurt er een ramp. Jan droomt van Josijne, denkt niet aan zijn zwangere vrouw. Er breekt brand uit en Yken overleeft het niet. Jan probeert haar te redden en loopt brandwonden in het gezicht op: hij is voor altijd gebrandmerkt. Hij trekt weg naar de abdij van Tongerlo, “op zoek naar rust en afzondering”, waar hij opklimt tot pensier. Wanneer de abt sterft wil Jaak Veltacker, zijn kamerling (secretaris), hem opvolgen, maar daar is veel geld voor nodig (omkoping!). Ondertussen speelt ook nog het feit dat ’s-Hertogenbosch in beeld is om een bisdom te worden. Daar hebben de paus en de koning, Filips II, vertegenwoordigd door landvoogdes Margaretha van Parma, iemand anders voor op het oog. De zelfstandigheid van de abdij is in het geding, want om het bisdom te financieren wil men de rijke abdij onder het gezag van de te benoemen bisschop plaatsen. Kan de abdij zelfstandig blijven? Jans hulp wordt ingeroepen. Hij krijgt te maken met machtige mannen die anders willen.

De tweede verhaallijn is die van Bartold en Anna. Ze houden zielsveel van elkaar. Bartold, speldenmaker in ‘s- Hertogenbosch, is failliet gegaan. Heyn metten Honden is zijn knecht. Samen proberen ze een handeltje op te zetten, zonder succes. Bartold komt in de Gevangenpoort in ’s-Hertogenbosch terecht en moet een immense boete betalen. Een boete die zal verdwijnen in de zakken van de schout. Hoe kan hij zich vrijkopen?

In de derde verhaallijn staat de sluwe Heyn centraal. In Tongerlo heeft hij Catharina als zijn echtgenote uitgekozen. Tegen de zin van Catharina in. Hij doet alles om haar de zijne te maken. Bartold, Anna en Heyn richten een roversbende op om de boete van Bartold te betalen. “Ze zouden niet langer de armoede ondergaan, maar hun voorspoed afdwingen.” Plunderend trekt de bende door Hintham, Fellenoort en Moergestel waar de familie van Jan bedreigd wordt. Omdat de schout niet ingrijpt neemt Jan, met toestemming van de schout, het initiatief om de bende in te rekenen. Maar de corrupte schout blijft inhalig.

De drie verhaallijnen leiden tot een zinderende ontknoping.

Levensecht
Martin de Brouwer zet een geloofwaardig verhaal neer met levensechte personages. Je ziet wat de omstandigheden met mensen doen, begrijpt hun daden. Hij heeft een vlotte schrijfstijl is, zijn taalgebruik sluit aan bij de tijd waarin het speelt. Door tegenstellingen als integriteit tegenover corruptie, liefde tegenover haat te gebruiken krijgt het verhaal extra spankracht. Intriges, manipulaties, loze beloften, eigenbelang zijn normaal voor de machthebbers en het gewone volk is machteloos. Of is er hoop?

In een historische roman moeten de feiten kloppen en is het om de omstandigheden te begrijpen nodig de historische context uit te leggen. De Brouwer doet dat op natuurlijke wijze. Een voorbeeld. Het Concilie van Trente besloot dat misstanden van geestelijken, waaronder grensoverschrijdend gedrag, aangepakt werden. Het kwam geregeld voor dat geestelijken kinderen hadden. Een invloedrijke pastoor die prior van de abdij wordt is zo iemand. Hij weet dat hij over de schreef is gegaan en daardoor chantabel is als het onomstotelijk vaststaat. Jan de Brouwer komt achter de waarheid en gebruikt dat.

En dan is er ook altijd nog de gedroomde waarheid. Jan wordt in Tongerlo hartelijk ontvangen door schilder Rogier van der Weyden en zijn dochter Catharina. “Ik ben de laatste schilder met de naam Van der Weyden.” Het lijkt een verwijzing naar de befaamde kunstschilder (1399/1400 – 1464). Feit of fictie?

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow