"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De heimweefabriek

Dinsdag, 7 oktober, 2008

Geschreven door: Douwe Draaisma
Artikel door: Gemma Venhuizen

Meer dan leesvoer voor psychologen

(Dit is een recensie in het kader van de AKO Literatuurprijs Schaduwjury)
Een biografie van het geheugen, zo zou je het populair-wetenschappelijke boek De heimweefabriek van Douwe Draaisma kunnen noemen. In acht hoofdstukken zet hij de levensloop van ons autobiografisch geheugen uiteen. Draaisma, zelf een vijftiger, is bijzonder hoogleraar in de geschiedenis van de psychologie in Groningen. Hij heeft al meerdere boeken geschreven over het geheugen: Ontregelde geesten, Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt en De metaforenmachine. In zijn nieuwste boek staat het reminiscentie-effect centraal: de terugkeer van jeugdherinneringen bij ouderen, ‘zo scherp en intact (…) alsof ze ongerept tevoorschijn zijn gekomen.’

Het reminiscentie-effect, zegt Draaisma, stelt psychologen voor een raadsel: meestal neemt de kans op vergeten toe met de tijd, maar in dit geval komen persoonlijke herinneringen juist opeens weer onder een dikke laag stof vandaan. ‘Het kan het plotseling in je geheugen opduikende gezicht zijn van iemand die bij je in de straat woonde toen je tien was, de naam van een al heel lang uit de schappen verdwenen waspoeder, een voorval toen je als kind ergens logeerde (…).’

Het is ditzelfde effect dat nostalgie, ‘de heimwee naar vroeger’, bij ouderen oproept en hen vaak aanzet tot het schrijven van een autobiografie, aldus Draaisma. Maar daar waar ouderen in hun memoires vooral jeugdherinneringen opdiepen, wordt in De heimweefabriek ook besproken wat volwassenen zich nog herinneren van de periode ná hun tienerjaren. Bejaarde emigranten komen aan het woord over hun heimwee naar vroeger en de neuroloog Oliver Sacks vertelt aan Draaisma hoe hij als jongen scheikunde-experimenten deed en zijn herinneringen onlangs tot een autobiografie heeft uitgewerkt.

Ieder hoofdstuk van De heimweefabriek heeft zijn eigen thema en opzet. Naast het interview met Sacks zijn er bijvoorbeeld hoofdstukken met een meer wetenschappelijke, essayistische insteek. In ‘De markt van het grote vergeten’ ontkracht Draaisma de mythe dat geheugenspelletjes goed zijn om je hersenen te trainen in het onthouden. De spelletjes helpen hooguit om de effecten van de achteruitgang van ons geheugen op te vangen, vindt hij: ‘Wie gelooft door die trucs een beter geheugen te krijgen gelooft waarschijnlijk ook dat je door een rollator beter gaat lopen.’ Het hoofdstuk ‘De langste etappe’ gaat over het imago van ouderdom en in het laatste hoofdstuk, waaraan de boektitel De heimweefabriek ontleend is, trekt Draaisma de parallel tussen nostalgie en heimwee. ‘Uit nostos, terugkeer naar huis, en algos, pijn, ontstond “nostalgia”’. In dit hoofdstuk plaatst Draaisma heimwee en nostalgie in een historisch kader: hij vertelt over jonge kindermeisjes die rond 1900 door hun verlangen naar huis verteerd werden en over emigranten die na vijftig jaar plotseling weer terugwillen naar hun geboortegrond.

Boekenkrant

De hoofdstukken van De heimweefabriek bestaan uit lange lappen tekst, de paragrafen hebben geen tussenkopjes. In plaats van de tekst in hapklare brokken toegediend te krijgen word je als lezer overvoerd met informatie over het reminiscentie-effect. Daardoor raak je de draad van het verhaal soms kwijt. Een ander nadeel van deze opbouw is dat de spanning uit het verhaal verdwijnt en het gevaar bestaat dat je het boek bij een te warrig stuk makkelijk weglegt en niet meer oppakt. Wat dat betreft kan Draaisma nog een voorbeeld nemen aan zijn collega Sacks, wiens boek Een been om op te staan wat dit betreft een beter voorbeeld is van literaire non-fictie.

Draaisma weet met de vele voorbeelden in zijn verhalen wel uiteenlopende emoties op te roepen. Ontzetting, als hij de jonge meisjes beschrijft die, door heimwee gedreven, de gruwelijkste misdaden begaan: ‘een meisje van nog geen tien komt als kindermeisje in dienst. (…) Ze loopt weg, wordt teruggebracht door haar moeder en wurgt de dag erop het kind.’ Vermaak, als hij op spottende toon de advertenties in bladen als Plus beschrijft waarin geen oudere te zien is. ‘Op de traplift zit een man van rond de veertig die in het dagelijks leven waarschijnlijk de trap nog met twee treden tegelijk neemt, geen wonder dat hij zit te lachen’.

Inspiratie voor zijn voorbeelden haalt Draaisma overal vandaan: uit het dagelijks leven en de wetenschap en zelfs uit de literatuur en de Griekse mythologie. Hiermee laat hij niet alleen zien dat hij veel van het onderwerp af weet, maar ook dat hij zijn kennis op een luchtige, humoristische manier ten toon kan spreiden. Soms stapelt de schrijver voorbeeld op voorbeeld, alsof hij de eerste keer nog niet genoeg overtuigd lijkt van zijn eigen betoog – en dat gaat dan wel vervelen. Bijvoorbeeld in de passage waarin hij schrijft dat de boeken die schrijvers in hun jonge jaren lezen meer van invloed zijn op hun levensloop en carrière dan de exemplaren die ze na hun pakweg vijfentwintigste levensjaar ter hand hebben genomen. Het is leuk om te weten dat Harry Mulisch zich op zijn twaalfde identificeerde met de hoofdpersoon uit De ongelofelijke avonturen van Bram Vingerling van Leonard Roggeveen en dat Daisnes De man die zijn haar kort liet knippen van grote invloed was op het leven van Charlotte Mutsaers, maar wanneer Draaisma ook nog begint over de favorieten van Hemmerechts en Nooteboom begin je te denken ‘nu weet ik het wel’.

Hoewel Draaisma een luchtige schrijfstijl hanteert heeft de wetenschapper in hem soms de overhand en gebruikt hij vakjargon. Op die momenten lijkt het boek eerder leesvoer voor medepsychologen dan een populair-wetenschappelijke uiteenzetting voor een breed publiek: niet iedereen weet wat L-dopa is, of wat het savant-syndroom inhoudt. Ondanks deze vaktermen weet Draaisma de werking van ons geheugen helder uit te leggen en de auteur zet zijn verhaal op zo’n begrijpelijke manier uiteen dat je de neiging hebt jezelf in de voorbeelden te herkennen.

Maar waar je op het ene moment nog een ‘aha-erlebnis’ hebt, doet De heimweefabriek je een paar bladzijden verder alweer versteld staan. Zo schrijft Draaisma over honderdjarigen die zich nauwelijks nog iets van de Tweede Wereldoorlog kunnen herinneren, omdat ze toen al in de veertig waren en dus ‘te oud’ om de gebeurtenissen goed vast te leggen in hun geheugen. ‘Voor sommigen lijkt de oorlog niet veel meer geweest te zijn dan iets dat in mei 1940 begon en vijf jaar later weer voorbij was.’ Dit zijn natuurlijk nogal sterke beweringen en Draaisma is dan ook wel zo voorzichtig om dit voorbeeld van het reminiscentie-effect niet als generalisatie voor een hele generatie toe te passen. In andere passages doet de schrijver het soms voorkomen alsof het geheugen bij iedereen min of meer dezelfde levensweg aflegt, terwijl het per persoon natuurlijk kan verschillen welke perioden uit je leven uiteindelijk het beste beklijven.

Desondanks heeft de schrijver met De heimweefabriek toch vooral een informatief, veelzijdig boek geschreven vol interessante wetenswaardigheden. Voor iedereen die wat meer over ons geheugen te weten wil komen is Douwe Draaisma een naam om te onthouden. Wat dat betreft mag de schrijver hopen dat zijn lezerspubliek niet lijdt aan de nummer één onder geheugenklachten: het niet meer op namen kunnen komen…