"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De hele tijd

Zaterdag, 15 januari, 2022

Geschreven door: Toon Tellegen, Geerten Ten Bosch
Artikel door: Liliane Waanders

Plaatjes kijken?

[Column] In café De Tijd hield Geerten Ten Bosch anderhalve week geleden het nieuwe boek ten doop dat ze samen met Toon Tellegen maakte. De hele tijd heet het (en het café heet ook even zo, totdat de ramen gelapt worden), en het gaat over de tijd. Over de seconden, de minuten, de uren, de dagen, de jaren (en de weken en de maanden). Maar vooral over de tijd die kruipt en vliegt, nooit stilstaat en dus voorbijgaat. Het is zo’n typische Toon Tellegen-tekst, waarin dit keer de egel en de mier van gedachten wisselen. Ze hebben het dus over het wezen van de tijd, waarna de egel ‘s nachts door diezelfde tijd bezocht wordt.

Bij dat verhaal, waarin de tijd nogal letterlijk genomen wordt, maakte Geerten Ten Bosch beelden. Beelden waarop de egel en de mier, de linde en het bos, én zelfs de tijd duidelijk herkenbaar zijn (althans, voor wie De hele tijd leest, want anders is het nog maar de vraag of je de seconden, de minuten, de dagen en de jaren herkent en van elkaar kunt onderscheiden).
En toch zijn haar beelden geen illustraties. Geen illustraties in de zin van: tekeningen die de tekst ondersteunen, maar daar ondergeschikt aan zijn. Wat Geerten Ten Bosch doet is: zich het verhaal van Toon Tellegen eigen maken om er vervolgens een eigen kleur aan te geven. En daarmee bepaalt zij in hoge mate de sfeer van De hele tijd, en krijgt het verhaal er iets extra’s bij. Het wordt er complexer én geheimzinniger door.

Dat weet ik al als ik die maandagmiddag dat het boek voor de tweede keer ten doop gehouden wordt naar Dordrecht ga. Ik ben, zoals wel vaker, veel te vroeg. Zoveel te vroeg dat ik eerst nog door de stad kan dwalen, maar zelfs daarna ben ik nog te vroeg. Gelukkig maar, want daardoor heeft Geerten Ten Bosch alle tijd om mij te vertellen hoe haar tekeningen tot stand kwamen. Hoe ze gezocht heeft naar een vorm die recht zou doen aan het circulaire van de tijd, zonder dat die vorm haar zou beperken, want ze moest er ook de jaren in kwijt die hoger reiken dan de bomen en de maan verduisteren.

Die basisvorm werd het vierkant. Eén voor één laat ze me de vierkante originelen zien (al zijn het officieel geen originelen maar prints, want voor het maken van haar oerversies heeft ze hulp van de computer). Ik voel me bevoorrecht. Dit is meer dan een kijkje in de keuken. Onder haar handen gaan haar creaties een nog eigener leven leiden.

Pf

Het kijken gaat over in praten. Er ontspint zich een gesprek over de stiefmoederlijke aandacht waarmee ‘illustraties’ doorgaans bedeeld worden als er gerecenseerd wordt. Maar dan beginnen er meer genodigden binnen te druppelen en ben ik op mijn eigen ervaringen aangewezen. 

Uit mijn beginjaren als ‘lezer’ herinner ik mij heel veel ‘plaatjes’, maar niet de namen van de makers. Terwijl die makers er toch voor zorgden dat ik me Wiesje Wollepop (Yvonne Perrin), Mozes (Tjeerd Bottema), Harlekijntje (E.M. ten Harmsen van der Beek, de vader van) en Michel Vaillant met zijn scherpe kaaklijn (Jean Graton) zonder moeite en heel levendig voor de geest kan halen. 

Ik kan me trouwens ook nog herinneren dat er steeds minder ‘plaatjes’ stonden in de boeken die ik las. En dat ik op enig moment eindelijk oud genoeg was om boeken te lezen zonder ‘plaatjes’. Daarna wilde ik maar wat graag ook weer boeken met ‘plaatjes’ lezen.

In dat nu dat inmiddels alweer jaren duurt, leerde ik mier en egel (en al die andere bewoners van het bos) kennen. Ik zag ze door de ogen van inmiddels een hele stoet illustratoren (in alfabetische volgorde: Rotraut Susanne Berner, Geerten Ten Bosch, Marc Boutavant, Anne van Buul, Gerda Dendooven, Harrie Geelen, Annemarie van Haeringen, Jan Jutte, Mance Post, Marc Terstroet en Peter Vos) komen en gaan. Altijd herkenbaar, steeds toch een beetje anders, maar nooit in strijd met hun oorspronkelijke karakter, al maakte de één de dieren een beetje aaibaarder dan de ander.

De mier en de egel (en de olifant en de sprinkhaan en de eekhoorn en het nijlpaard en …) zien er dus niet altijd hetzelfde uit. Dat heeft alles te maken met de autonomie van een kunstenaar en de verbeelding die haar gang moet kunnen gaan.

Meestal duurt het even voordat een volgende kunstenaar zich opnieuw aan een verhaal of personage mag wagen. En dan is het nog maar de vraag of die het ‘origineel’ kan doen vergeten. In het geval van de dierenverhalen van Toon Tellegen blijken al die mieren, egels, olifanten, sprinkhanen, eekhoorns, nijlpaarden en … zonder problemen naast elkaar te kunnen bestaan.
Dankzij illustratoren die hun taak (net zoals Geerten Ten Bosch toen ze met De hele tijd in de weer ging) serieus nemen en meer doen dan alleen een spreekwoordelijk ‘plaatje bij een praatje’ maken, wordt de essentie van hun wezen en dat van de verhalen niet aangetast, ondanks al die verschillende interpretaties.

Eerder verschenen in Bazarow Magazine