"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De jaagster

Woensdag, 11 maart, 2015

Geschreven door: Pauline de Bok
Artikel door: Else Boer

De jacht zit in ons allemaal

In de roman De jaagster van Pauline de Bok raken twee vrouwenlevens met elkaar verstrengeld. Luise Zingg is de tachtig gepasseerd. In haar oude jachtgebied, op de grens tussen wat vroeger Oost- en West-Duitsland was, blikt ze terug op haar leven. De andere vrouw, de Nederlandse Merel Alvarez, komt juist naar het jachtgebied om een nieuw leven te beginnen – een leven als jaagster. Terwijl Merel zich steeds meer verdiept in de rituelen van de jacht werpt De Bok ethische vragen op: wat is de moraal van het jagen? Door middel van de jacht onderzoekt De Bok ook grotere levensvragen. Bestaat er zoiets als een zinvolle dood? Wie is de jager, en wie de prooi?

De twee vrouwen in De jaagster zitten beiden vast in hun verleden. De oudste, Luise, trekt zich steeds vaker terug in de jachthut van haar oude jachtterrein, om alleen te zijn met haar herinneringen. Die spelen zich voornamelijk af ten tijde van de Koude Oorlog. Luise trok regelmatig de grens tussen Oost- en West-Duitsland over om dubbelspionne te spelen voor de DDR. Dat deed ze vooral voor Peter, de Oost-Duitse soldaat die haar rekruteerde, maar haar liefde nooit beantwoordde.

Ook Merel dwaalt alleen door het natuurgebied. Ze kent het dankzij haar ouders, die er in de jaren tachtig protesteerden tegen de kerncentrale die daar werd neergezet. Na hun overlijden heeft ze er een huisje gehuurd. In de eerste plaats bezoekt ze de plekken waar haar ouders zijn geweest. Ze hoopt door middel van hun activisme haar eigen passiviteit te doorbreken. In plaats daarvan merkt ze dat hun streven haar steeds minder doet:

‘Af en toe laait de strijd over de vraag of de straling onder of boven de norm ligt, weer op. Ik lees het plichtmatig, probeer het me in te prenten, maar dwaal telkens af. Wat doet het er toe? Maar dan hoor ik Dirk weer: natuurlijk is het belangrijk, het gaat om de machinaties van de nucleaire industrie, niet om die paar millisieverts. O ja. Ja. Ja.’

Boekenkrant

Ze zoekt naar de tekenen van hun protesten, maar uiteindelijk is het de jacht die Merel uit haar passiviteit brengt. Na een ontmoeting met de zonderlinge Luise gooit Merel haar leven radicaal om: ze wordt zelf jaagster. Het jagen geeft Merel de controle over haar leven terug.

Is ethiek maar schijn?

Merel verdiept zich in de ethiek van de jacht, de weidelijkheid, die zaken dicteert als: je schiet nooit een moederzoogdier, of een dier dat drachtig is. Toch laat De Bok zien dat alle ethische zekerheden maar schijn zijn:

‘Opeens steekt mijn adem als een brok in mijn keel: ik heb eergisteren koelbloedig een jong everzwijn van het leven beroofd. Gewoon de trekker overgehaald. Jij hoeft niet langer te leven. Vind ik. Dus ben jij dood. De vraag of ik een moordenaar zou kunnen zijn is minder abstract geworden.’

Goed en kwaad blijven in deze roman steeds grijze gebieden, die per situatie verschillen. De Bok werpt dan ook steeds nieuwe vragen op. Wanneer is geweld gerechtvaardigd? Wat is verraad? Bestaat er wel zoiets als een ‘zinvolle dood’? Hoe verschilt een mens van een dier?  Wie is de jager en wie de prooi?

Ode

Op een knappe manier verbindt De Bok haar kennis van de jacht met haar kennis over Duitsland. Zowel de Tweede Wereldoorlog als de Koude Oorlog worden, zonder het verhaal over te nemen, verwerkt in De jaagster. Maar  in de eerste plaats is dit boek toch een ode aan de jacht. De Bok, die zelf ook haar jachtakte heeft behaald in Duitsland, heeft duidelijk goed om zich heen gekeken. Hoewel het boek  vol staat met natuurbeschrijvingen verliest De Bok zich  niet in de ‘mierzoete idylle’ waar Merel zo’n hekel aan heeft. Haar beschrijving van de natuur is, zoals de rest van haar roman,  eerder grijs dan zwart-wit. Niets is helemaal lieflijk, niets is helemaal gruwelijk.

Toch is De jaagster niet alleen een boek waarin de schoonheid van de jacht wordt bejubeld. Door de natuurbeschrijvingen heen kruipen de ethische vragen naar boven, zonder er al te dik bovenop te liggen. Subtiel zet De Bok de lezer aan tot nadenken. Uiteindelijk laat ze zien dat de jacht in ons allemaal zit – mens en dier. Hoe we daarmee omgaan, dat is bepalend voor wie we zijn, lijkt ze te willen zeggen. Op deze manier is De jaagster niet alleen een ode aan een omstreden vrijetijdsbesteding, maar ook een boek dat de ethiek van leven en dood ter discussie stelt.

Boeken van deze Auteur: