"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De jacht op het snoekje

Vrijdag, 19 augustus, 2022

Geschreven door: Juhani Karila
Artikel door: Dietske Geerlings

Met je voeten in het moeras oog in oog met nix

[Recensie] Voor een interessant en bizar avontuur in Lapland heb je alleen je verbeelding nodig en de uit het Fins vertaalde roman De jacht op het snoekje van Juhani Karila. Zelfs een nuchtere Laaglandse, die het doorgaans nog geen minuut uithoudt in verhalen met fantasiewezens, laat zich zonder enige terughoudendheid meeslepen in een landschap waar dreumels, metershoge bulders en andere mythische monsters tussen de lokale bevolking leven. Het is de subtiel ironische schrijfstijl van Karila waar je geen weerstand aan kunt bieden en die je – ik zou haast zeggen betoverd en compleet van de wereld – meevoert tot de laatste bladzijde.

In het moeras
Al vrij snel sta je met je laarzen in het moeras, nieuwsgierig toe te kijken hoe Elina haar pijnlijk ontstoken teen probeert te ontzien als zij in het ven een snoek probeert te vangen:

“Elina doodde muggen en dazen met haar vrije hand. Ze sloeg ernaar op haar handen, haar broek en haar shirt. Haar linkerhand kleurde zwart van de chitine en de ingewanden. Ze veegde de restanten af aan haar broek, die in een insectenkerkhof veranderde. Ze liep en voerde het ononderbroken circus van jacht en dood mee rond het leven. Haar teen deed pijn. Ze wankelde. Tussendoor moest ze met haar vrije hand steun zoeken bij het moeras, en op die momenten konden de dazen en muggen in alle rust snijden en steken en lepelen en schranzen. En overal om haar heen klommen mesttorren en kevers in het gras, in de jonge sparren en in de struiken, allemaal op zoek naar succes met de vaardigheden zoals die aan iedere soort waren uitgedeeld.”

Die ene snoek
Waarom doet ze zoveel moeite om een snoek te vangen? Het is niet zomaar een snoek, het is de laatst overgebleven snoek, die is achtergebleven in het kleine meertje. Omdat het water elk jaar als mei overgaat in juni, zakt, en de vissen vergeten dat zij moeten vluchten naar ander water, blijven er steeds een paar vissen achter in het meertje, die elkaar noodgedwongen gaan opeten, tot er nog maar één snoek overblijft. Er is een belangrijke reden waarom Elina elk jaar naar haar geboortegrond trekt om die ene snoek te vangen.

Heaven

Van de dazen en muggen die haar zo monsterlijk belagen, is het maar een kleine stap naar de nix, die aan de rand van het meertje haar belet om de snoek te vangen. Dat de nix bovennatuurlijke krachten heeft, is binnen deze Laplandse moeraswerkelijkheid volstrekt vanzelfsprekend. Hetzelfde geldt voor de dreumel die achter in de auto van politieagente Janatuinen is geslopen. Janatuinen moet een moord oplossen, waarbij Elina Ylijaako de hoofdverdachte is. Als ook deze politieagente de mythische wezens accepteert en gewoon haar werk blijft doen, waarom zou de lezer dan gaan sputteren? Ze heeft het advies gekregen om liever in een oude rammelkast dan een nieuwe auto naar Vuopio af te reizen en daar vooral maar gewoon mee te werken met de lokale bewoners, en dat is inderdaad de enige manier om hun vertrouwen te winnen.

Eenvoudige dialogen
Karila slaagt erin om in enkele zinnen of eenvoudige dialogen bijzondere karakters neer te zetten, zoals niet alleen Elina en Janatuinen, maar ook Keijo, de eigenaar van de plaatselijke viswinkel, die Janatuinen alleen maar informatie wil geven als ze eerst zijn persoonlijke probleem oplost, door namelijk de storende dreumel in zijn huis mee uit vissen te nemen. Haar geduld wordt beloond en stukje bij beetje kom je erachter waarom Elina zo nodig elk jaar die snoek moet vangen.

Het geduld en de rust van Janatuinen, maar ook de wilskracht en koppigheid van Elina werken aanstekelijk. De roman voert je langzaam maar zeker weg van een wereld waarin haast en ongeduld mensen uiteendrijven. Het is aandoenlijk hoe vanzelfsprekend de personages elkaar in het dunbevolkte Vuopio helpen. Ze schelden elkaar regelmatig de huid vol, en zijn echt niet braver dan elders in de wereld, maar als het erop aankomt, is er bij allen een groot ontzag voor de natuur en haar wonderlijke wezens en krachten. Dit ontzag roept ook in de lezer een bescheidener en deemoediger houding op tegenover de aarde en de wezens om hem heen, en dat is een verademing in een tijd van uitputting.

Eerder verschenen op Tzum