"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De Jefferson Bijbel

Zondag, 18 december, 2016

Geschreven door: Thomas Jefferson
Artikel door: Justin Warners

In AbsentiaLezen tussen de regels van De Jefferson Bijbel

[Essay] 1820. Charlottesville, Virginia. Landgoed Monticello. Eind van de avondschemer. Een briesje doet zijn ronde door de lege vertrekken, zo rustig en monotoon dat het voor stilte door kan gaan. De wind regeert bijna over het hele landhuis, maar bij de werkkamer stuit het op een dichte deur, gesloten ramen. Kaarslicht flikkert tussen de gordijnen door en uit het sleutelgat, maar geeft niets prijs van wat er binnen gebeurt. Aan zijn massief eiken bureau zit Thomas Jefferson, in zijn hand hetzelfde papiermesje waarmee hij gisteren nog een gefrankeerde envelop van Benjamin Franklin opende. Het mesje snijdt nu alleen geen post open, maar verricht werk dat door de verkeerde ogen op zichzelf al als heiligschennis bestempeld zou worden: Thomas snijdt een bijbel aan gort. Hij doet dit niet uit kwade wil, of protest – het resultaat van zijn werk is alleen voor zijn eigen ogen bestemd – maar om de passages waar hij waarde aan hecht bijeen te brengen, zodat hij op zijn nachtkastje een Bijbel kan leggen waar hij zich echt in kan vinden, waar hij uit kan putten. Zes jaar ligt zijn eigen Bijbel naast zijn bed, dan sterft hij. Het document, dat alleen voor hemzelf bedoeld was, wordt natuurlijk toch wel openbaar. In 2016, honderdnegentig jaar na zijn dood, besluiten Thomas Heij en Sadije Bunjaku dat dit boek aan een Nederlandse vertaling toe is: ze brengen De Jefferson Bijbel, De filosofie van Jezus van Nazareth uit. Maar waarom? Wat valt er te halen uit een incompleet boek dat nooit voor het publiek bestemd was?

Het belang van het werk

De vraag klinkt misschien wat cru, maar is zeker niet geheel onterecht. Het product van Jeffersons knip-en-plakwerk, dat hij The Life and Morals of Jesus of Nazareth (Het Leven en de Morele Lessen van Jezus van Nazareth) noemt, hangt van gebreken aan elkaar, zodanig dat deze nieuwe vertaling voor meer dan de helft uit een voorwoord bestaat. De titel De Jefferson Bijbel (die op de kaft toepasselijk in stukjes gesneden is en weer aaneengeplakt) lijkt haast ironisch: zowel Jefferson als de Bijbel schitteren vooral door afwezigheid.

Dat Jefferson zelf amper te bekennen is in The Life and Morals, valt meteen op. Het document bevat geen commentaar of toelichtingen van Jefferson, maar bestaat puur uit de door hem gekozen Bijbelpassages. Zelfs als we zijn andere geschriften erbij halen, ontdekken we in eerste instantie erg weinig over de rol van geloof in zijn leven; hij was ontzettend gesloten over zijn religieuze opvattingen, op het geheimzinnige af. De bredere context waarin Jefferson dit werk samenstelde, is in The Life and Morals niet te ontwaren. Van zijn politieke opvattingen en daden rept hij hier met geen woord. Dit is weinig verrassend, aangezien hij nooit van plan was het document met iemand te delen, maar het maakt de vraag waar we Jefferson überhaupt nog kunnen vinden in de tekst tegelijkertijd dringender en moeilijker te beantwoorden.

Boekenkrant

Ook de Bijbel is in The Life and Morals meer af- dan áánwezig. Zoals de titel al doet vermoeden richt Jeffersons selectie zich op het leven van Jezus. Het complete oude testament en het nieuwe na de dood van Jezus worden dan ook compleet buiten beschouwing gelaten. Zelfs deze selectie van het verhaal van Jezus is gebrekkig: Jefferson bracht de evangeliën samen, maar schrapte er ook veel uit. Zo kost het hem bijvoorbeeld maar vier pagina´s om bij ´het dertigste levensjaar´ van Jezus aan te belanden. Op het eerste gezicht lijkt het alsof we weinig te leren kunnen verwachten van De Jefferson Bijbel over zowel Jefferson als de Bijbel: beiden laten het grotendeels afweten. Gelukkig worden we echter bijgestaan door Heij en Bunjaku, die ons in het eerdergenoemde stevige voorwoord begeleiden in de speurtocht naar al wat in Jeffersons tekst zo ver weg lijkt. Hieruit ontstaat een beeld van The Life and Morals als een bijzonder soort tekst, of als een bijzonder voorbeeld van wat elke tekst in zich draagt: juist wat er ontbreekt, en de manier waarop het ontbreekt, is veelzeggend. Ze onthult hoe schrappen een creatieve daad kan zijn, en hoe een afwezigheid aanwezig kan zijn.

Thomas Jefferson, de onthouder

Het voorwoord vertelt ons niet alleen over de totstandkoming van The Life and Morals, maar geeft vooral ook een overzicht van Jeffersons politieke leven en het filosofische en politieke klimaat van de tijd. Hoewel de auteurs dit niet expliciet benoemen, blijkt uit hun schets dat betekenisvolle afwezigheden niet alleen als rode draad door zijn Bijbelbewerking, maar ook door zijn politiek en intellectueel leven liepen.

Jefferson schreef buiten de Onafhankelijkheidsverklaring en een paar politieke traktaten geen publieke werken, maar uit zijn brieven en gigantische boekencollectie blijkt dat hij met beide benen in de Amerikaanse verlichting stond. Deze vloeide voort uit de verlichtingen in verschillende Europese landen. Amerikaanse denkers als John Adams, Benjamin Franklin en Jefferson zelf maakten deze van dichtbij mee tijdens reizen en werkbezoeken, en namen niet alleen het wetenschappelijke wereldbeeld en ontzag voor het verstand mee terug naar de Staten, maar ook het idee van zelfbeschikking en de vrijheid van het volk.

Net als de Europese verlichters, richtten Jefferson et al. zich op het uitbannen van onderdrukking en onredelijkheid. De afscheiding van het Engelse koninkrijk was hier slechts het begin van; in de beroemde Onafhankelijkheidsverklaring legt Jefferson het onvervreemdbare recht op “life, liberty and the pursuit of happiness” van iedere burger vast. Die vrijheid diende ook op religieus gebied te gelden: iedere vorm van geloofsbelijdenis had volgens hem bestaansrecht. Na zijn presidentschap zette Jefferson dit project op kleinere schaal voort, door de University of Virginia te stichten, en te waarborgen dat religieuze groepen welkom waren, maar het lesprogramma neutraal bleef.

Jefferson wilde af van Engelse overheersing, van de monarchistische staatsvorm, en van staatsreligies. Tegenover al dat nee-zeggen, stonden natuurlijk ook positieve doelen en idealen. Boven alles stond de individuele vrijheid. Een onafhankelijke republiek van de Verenigde Staten zou die vrijheid volgens Jefferson het beste waarborgen. Over wat voor vorm religie hierin aan moest nemen, sprak hij zich publiekelijk zo min mogelijk uit: het was niet aan hem om mensen te vertellen hoe of waarin te geloven. Juist omdat hij zijn eigen geloofsopvattingen zo voor zichzelf hield, is het interessant om toegang te hebben tot The Life and Morals, waarin die wel degelijk doorschemeren.

Geen Godszoon

The Life and Morals vertelt dus alleen het verhaal van Jezus, en dit in een zwaar ingekorte versie van de originele Bijbel. Het is echter bepaald niet zomaar een samenvatting, of een willekeurige collectie van. Jeffersons redactionele mesje snijdt doelbewust, met precisie, bepaalde aspecten van Jezus weg.

Al snel wordt een patroon duidelijk wat voor passages door Jefferson verbannen werden, en nu door Heij en Bunjaku hersteld zijn in de kant. Al voor Jezus’ geboorte missen we de wijzen die door een ster naar de kribbe van Jezus worden geleid, de maagdelijkheid van Maria is verdwenen. Op deze manier gaat Jefferson de hele tekst door: alles dat naar het bovennatuurlijke ruikt, wordt genadeloos geschrapt, van duivel uitdrijvingen tot wonderlijke genezingen. Radicaler nog ontdoet Jefferson het werk ook van elke vermelding van een drie-eenheid, en elke suggestie dat Jezus de zoon van God is.

Wat er overblijft van Jezus is geen bovennatuurlijk schepsel, maar een morele leermeester van vlees en bloed. Jeffersons Jezus, die uiteraard niet helemaal goddeloos is, heeft echter geen speciaal direct contact met die God. Zijn inzichten over hoe men in overeenstemming met de wil van de Heer zou moeten leven hebben dan ook geen bijzondere autoriteit boven die van elk ander, maar zijn waardevol in zoverre de lezer zich in de inzichten zelf kan vinden.

Zoals het voorwoord duidelijk maakt komt Jeffersons conceptie van Jezus als morele leermeester niet geheel uit de lucht vallen; deze past helemaal in de gangbare verlichtingsopvatting van religie. Volgens deze opvatting is het de plicht van iedere gelovige om zijn geloof constant te testen met behulp van de rede, en alles dat daar niet mee strookt te verwerpen. Ook is hij de eerste niet die het gevoel lijkt te hebben dat de heilige drie-eenheid, genezende handoplegging en de wederopstanding sneuvelen voor de rede. Het voorwoord van De Jefferson Bijbel introduceert een aantal destijds belangrijke verlichtingsdenkers die de canon net hebben gemist, zoals Lord Bolingbroke en Joseph Priestly, die zich publiekelijk en expliciet uitspreken zoals Jeffersons bijbel impliciet en privé doet. Zij gaan hem zelfs voor in het opstellen van een herziene Bijbel, waarin ze een vergelijkbare methodologie hanteren.

Dat Jeffersons project toch niet zo radicaal of vernieuwend was als op het eerste gezicht lijkt, maakt het document nog niet minder interessant; in tegenstelling tot Bolingbroke en Priestly was Jefferson immers niet alleen een intellectueel die de verlichting van binnenuit meemaakte, maar ook een van de Founding Fathers van de Verenigde Staten, en hun derde president, een positie van waaruit hij zich liever niet publiekelijk uitte over zijn eigen geloof. Met deze tekst in de hand krijgen we echter wel degelijk een beeld van waar Jefferson nou eigenlijk in geloofde.

Een redelijk geloof

Dat Jefferson Jezus van al zijn bovennatuurlijke eigenschappen ontdoet, blijkt uit de kanttekeningen in De Jefferson Bijbel, die de oorspronkelijke tekst zo weinig mogelijk in de weg staan en op zakelijke wijze de gaten aanwijzen, met frasen als “Uit Lucas 14:25-27 is verwijderd: ‘en pakte hem vast en genas hem, en liet hem los’”, of waar Jefferson hele zinnen wegsneed: “In Mattheüs 13: 10-17 stelt Jezus dat hij in gelijkenissen spreekt omdat het niet iedereen is gegeven de mysteries van het koninkrijk de hemel te kennen” (waaruit we dus kunnen afleiden dat dit volgens Jefferson juist wél voor iedereen mogelijk was). Waar ze commentaar overbodig achten, laten Bunjaku en Heij de stilte van Jefferson intact. Zo eindigt zijn vertelling met Mattheüs 27: 60: “En rolden een grote steen voor de ingang van de graftombe, en vertrokken.” Je hoeft geen bijbelkundige te zijn om te weten dat de koek daarmee in de oorspronkelijke Bijbel nog niet op is; Jezus herrijst immers uit de dood. Onze Founding Father moet er niets van hebben.

Door ons waar nodig te wijzen op de plekken die Jeffersons mesje wegsneed zonder de gaten die hij schiep op te vullen, weten Bunjaku en Heij ons mee te nemen in zijn daad, zijn project. Dit project is niet destructief, of in ieder geval niet exclusief – het schept tegelijkertijd ook een eigen Jezus, en in zekere mate een eigen vorm van geloof. Deze Jezus is geen geneesheer of onsterfelijk, maar een mens zoals jij en ik, ware het één met een bijzondere levensloop en een bijzondere visie. En dit geloof is, vanuit Jeffersons verlichtingsperspectief, een redelijk geloof, een geloof dat de kritische toets van het verstand doorstaat. Het verstand maakt korte metten met de superkrachten en goddelijke afstammeling van de heiland, maar schept daarmee tegelijk een nieuwe Jezus, een morele leermeester wiens lessen wel degelijk relevant blijven.

Een vergelijking tussen de manier waarop Jefferson het geloof benaderde en zijn houding ten opzichte van politiek is misschien niet al te vergezocht. Immers, ook als politicus was zijn grootste scheppende daad tegelijkertijd een nee-zeggen, een afstand-nemen-van: de afscheiding van het Britse rijk was tegelijkertijd het creëren van een nieuwe staat, van de Verenigde Staten, wiens culturele en politieke identiteit voor altijd verbonden zou blijven met datgene waar zij afstand van had genomen. Zo staat ook de schaduw van de geschrapte Bijbelpassages in Jeffersons Bijbel gegrift, al was het maar in de vorm van gaten in de nummering. In hun vertaling hebben Bunjaku en Heij veel meer gedaan dan simpelweg de oorspronkelijke tekst overzetten naar het Nederlands: met een uitvoerige inleiding en zo kort mogelijke kanttekeningen, wijzen zij ons op datgene wat er ontbreekt. Zo laten zij ons zien dat, hoewel het afwezige per definitie afwezig is, de afwezigheid wel degelijk een bepaalde áánwezigheid kan hebben, en zelfs vormend kan zijn voor dat wat overblijft, zij het de afwezigheid van overheersing in een geëmancipeerde staat of die van het bovennatuurlijke in een ‘gerationaliseerde’ Bijbelvertelling.

Eerder verschenen in het faculteitsblad van de Groningse faculteit Wijsbegeerte De Qualia

Boeken van deze Auteur:

De Jefferson Bijbel

De Jefferson Bijbel