Ontdek de vroege André Volten
[Recensie] Het zijn beelden die velen zullen kennen. De beeldengroep “No. 45” (1978) bij de ingang van de Jaarbeurs (Croeselaan) te Utrecht, het monument voor Anthony Winkler Prins (1970) op het Frederiksplein in Amsterdam bestaande uit bestaat uit 54 grote en 54 kleine roestvrijstalen schijven (in de volksmond de knakenpilaar genoemd; het beeld staat niet voor niets vlakbij het hoofdkantoor de Nederlandsche Bank) of het uit stalen H-balken bestaande beeld aan de Bezuidenhoutseweg in Den Haag met als naam Moderne Stad (1966) (je ziet er als het ware de skyline van een moderne stad in al zijn complexiteit verbeeld.) Maar veel minder mensen zullen weten dat deze sculpturen gemaakt zijn door André Volten (1925-2002). En nog minder mensen zullen weten dat hij ooit als schilder begonnen is. En juist over de vroege jaren van deze kunstenaar is het prachtige boek De jonge André Volten verschenen. In deze publicatie wordt de ontwikkeling gevolgd van de jonge Volten, over de periode tussen 1950 en 1965. Hij ontwikkelde zich in die tijd van lyrisch-abstract schilder naar constructivistisch beeldhouwer. Het laat zijn artistieke zoektocht naar zijn eigen beeldtaal mooi zien. “Het is een stormachtige periode in de beeldhouwkunst. De wereld ging na de Tweede Wereldoorlog weer open,” schrijft kunsthistoricus en tot 1 mei 2022 directeur van Museum Beelden aan Zee, Jan Teeuwisse.
Asterdorp
Het boek begint met de ontdekking van eenenzestig schilderijen op de zolder van Voltens atelierwoning in Amsterdam Noord in 2016. De meeste doeken waren al meer dan zestig jaar niet getoond. Zestig jaar stofhappen op een zolder vereist restauratie. Dat werd gedaan door een team van studenten- restauratoren van de Universiteit van Amsterdamwaren onder professionele begeleiding. Volten werkte zijn hele leven in dit atelier, het poortgebouw van het Asterdorp in Amsterdam-Noord. Een speciale locatie, die hij kraakte in de jaren vijftig. In dat dorp werden in de jaren twintig ‘asociale’ gezinnen ondergebracht. In de Tweede Wereldoorlog werden er Joden gehuisvest voor ze op de trein naar de vernietigingskampen gebracht werden. Én het Asterdorp ligt vlak bij de Nederlandse Dok- en Scheepsbouw Maatschappij (NDSM). Daar leerde Volten hoe hij van staal plastisch werk kon maken. Daar ligt dus een bron van zijn kunstenaarschap. Het atelier bestaat nog steeds en architecte Trude Hooykaas heeft de begane grond van het atelier verbouwd tot expositieruimte.
Ontwikkeling – schilderijen
De ontwikkeling wordt van de kunstenaar wordt op een toegankelijke wijze beschreven door Jonneke Jobse en passend geïllustreerd. De ouders van Volten waren anarchist. Dat werd André ook. Vader was visser. In 1945 trekt André van Andijk naar Amsterdam om lessen te volgen aan het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs. Hij kreeg er les van Johan Niegeman die werkte op het bouwbureau van Walter Gropius, de oprichter van het Duitse Bauhaus. De invloeden van vorm- en kleurgevoel en het waarnemen heeft hij daar ontwikkeld.
In 1946 breekt hij de opleiding af, vertrekt naar Brussel waar hij zich ontwikkelt tot abstract-expressionistisch schilder. In 1950 heeft hij zijn eerste expositie in Het Luifeltje in Haarlem: het lineaire overheerst. Zoals zoveel schilders begint hij figuratief en gaat steeds abstracter werken. “Het is niet eenvoudig zijn ontwikkeling goed te volgen, omdat hij zijn doeken vaak niet dateerde. Invloeden van anderen zie je wel in zijn werk”, betoogt Jobse. Zo had hij contact met componist Matthijs Vermeulen. Je ziet in zijn werk uit die tijd dan ook meer kleur, meanderende patronen. 1954 is een belangrijk jaar voor hem het Stedelijk Museum koopt een van zijn doeken aan.

Volten sluit zich vervolgens aan bij de Liga Nieuw Beelden. Die groep wil bevorderen dat architecten en stedenbouwers bij nieuwe projecten samenwerken met schilders en beeldhouwers. “Een vernieuwde eenheid van kunst en leven”, zoals Bauhaus voor ogen had gestaan. Die filosofie zie je in zijn werk terug. Architectuur en kunst gaan een verbinding aan.
Beeldconstructies
In 1955 toont Volten zijn eerste metaalsculpturen. Bij de NDSM had hij leren snijden, branden en lassen en geleerd hoe hij metalen platen en profielen moest assembleren. “Zijn beelden toonde dezelfde vormprincipes als zijn abstracte schilderijen. Het lijnenspel en de ritmische ordening van geometrische vorm, die zich eerder op het platte vlak hadden afgespeeld, voltrokken zich nu in de ruimte,” schrijft Jobse. Belangrijk was het feit dat hij in 1956 door Hammacher, directeur van het Rijskmuseum Kröller-Müller, samen met Bart van der Leck en Constant gevraagd werd Nederland te vertegenwoordigen op de Biënnale van Venetië. Vanaf dat moment wordt zijn werk ook door musea aangekocht en krijgt hij erkenning. Volten had de tijd mee want de monumentale beeldhouwkunst is populair mede dankzij het feit dat vanaf 1951 1,5% van alle door de rijksoverheid gefinancierde nieuwbouwprojecten besteed moet worden aan beeldende kunst.
Volten wordt gezien als constructivistisch beeldhouwer en er is een organische relatie tussen zijn werk en de omgeving waar hij werkt. De natuur blijft nog wel een inspiratiebron. “Eenmaal gereed is het geen ijzer of buis meer maar een wonderlijke stalen vogel.”
De jonge Volten is een boek dat je de wereld van André Volten laat ontdekken in woord en beeld (let op de prachtige detailfoto’s). Naast de afbeeldingen van de schilderijen en beelden herbergt het nog veel meer ‘schatten.’ Er staat een kleine portrettekening van Volten in 1976 gemaakt door Alexander Calder. Het verhaal achter de tekening is (nog) niet bekend. De citaten/overwegingen die Tim Abeling en Trude Hooykaas verzameld hebben brengen de mens Volten dichterbij. Een ervan is: “André hield niet van uitleggen, hij wilde ontdekken. In zijn werk, in gesprekken.” Ik denk dat ik op korte termijn ook op ontdekkingstocht ga en op bezoek ga in zijn atelier aan de Asterdwarsweg 10.
—
Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow
Bazarow Populaire Fictie
Bazarow Literatuur & Non-fictie
Bazarow Kinderboeken