"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De kalkfabriek

Vrijdag, 16 december, 2022

Geschreven door: Thomas Bernhard
Artikel door: Nico van der Sijde

Fuga van fnuikend falen

[Recensie] De kalkfabriek is mijn vierde Thomas Bernhard, en naar mijn smaak de meest intrigerende Bernhard die ik tot nu toe las. Daar sta ik niet eens alleen in, want veel Bernhardkenners schijnen dit één van zijn hoogtepunten te vinden. Je moet wel een liefhebber zijn met enig doorzettingsvermogen: anderen zullen gek worden van de lange zinnen en obsessieve herhalingen, en helemaal depri van Bernhards enorme zwartgalligheid. Maar ik hou daar juist wel van, zoals ik ook wel gecharmeerd ben van de even kunstige als vreemde stijl en vorm van dit boek.

Moord
Hoofdpersoon is ene Konrad, die zijn leven lang bezig is met een totaal falende studie naar het gehoor, en die zijn vrouw heeft omgebracht. Wat mogelijk niet heel verrassend is gezien de totale mislukking van Konrads studie en leven, en het volstrekt gestagneerde huwelijk van Konrad met zijn letterlijk en figuurlijk verlamde echtgenote. Maar zowel het hoe als het waarom van die moord blijft in nevelen en dubbelzinnigheden gehuld, want de enige informatie die de lezer daarover krijgt, bestaat uit geruchten, speculaties, elkaar soms tegensprekende getuigenissen uit de derde of vierde hand. De vertellende ik-figuur is niets meer dan een schim op de achtergrond, die ons doorgeeft wat Konrad gezegd of gedacht of gedaan zou hebben volgens ene Fro, ene Wieser, of volgens nog weer anderen. Daar worden we al in de allereerste zin op geattendeerd: “Maar in plaats dat ik tijdens dat op en neer lopen aan de studie denk, schijnt hij tegen Wieser gezegd te hebben, tel ik mijn stappen en word daardoor half gek”. Ook alle zinnen daarna worden steeds doordesemd met “schijnt Konrad volgens Wieser gezegd te hebben”, of “aldus Fro”, of “aldus Wieser, volgens Fro”. Daar moest ik wel aan wennen, en voor veel lezers zal het continu terugkeren van dit soort interrumperende toevoegingen te veel irritatie oproepen. Maar het past wel mooi bij de sfeer van verlammend en fnuikend falen waar dit boek om draait: Konrad is niet in staat ook maar een enkele onderneming tot een goed einde te brengen, en wij zijn niet in staat te doorzien wat hem precies drijft en wat hij precies doet. Of, nog anders geredeneerd: Konrad herhaalt steeds (aldus Wieser, volgens Fro) dat hij faalt en wel moet falen en dat dit voor iedereen in deze miserabele wereld geldt, en die herhaling wordt nog versterkt door het steeds herhaalde “aldus Frieser”, “volgens Fro”: de obsessieve herhaling dat wij alleen maar via geruchten of onbetrouwbare getuigenissen toegang hebben tot wat Konrad zegt en denkt.

Herhalingen
Voorts past deze herhaling mooi bij de fuga-achtige stijl en opzet van het boek. De kalkfabriek heeft nauwelijks alinea’s en stukken wit: bijna alle bladzijden staan vol met allemaal woorden zonder tussenruimtes, en de zinnen zijn soms ellenlang. Tevens staan vooral de lange zinnen bol van herhalingen met kleine betekenisverschuivingen en nuanceverschillen, zonder tot conclusies te komen. Bovendien worden de thema’s en motieven in latere lange zinnen weer met variaties herhaald en van betekenis verschoven, wat wel weer nieuwe invalshoeken oplevert maar nog steeds geen conclusies. Het boek is dus één langgerekt spel van terugkerende motieven en variaties op die motieven, steeds net anders van klankkleur en betekenis en woordvolgorde en context, en alle motieven worden naar mijn gevoel bij elke variatie rijker en complexer. Dat spel vond ik steeds mooier worden naarmate het boek langer duurde. Want het maakt dit boek heel melodieus, heel muzikaal, en van een grote esthetische schoonheid. Bovendien maakt het de obsessieve denktrant van Konrad enorm pregnant voelbaar, evenals de totale impasse waarin hij is ondergedompeld. Want Konrad herhaalt alles voortdurend en veelvuldig, omdat hij – of de verteller – er niet los van komt, en er is alleen maar herhaling met variaties zonder enige echte voortgang. Konrad is gevangen in de cirkel van zijn obsessies, en opgesloten in de onoplosbare paradoxen en onontkoombare mislukkingen waar – zo zegt Konrad, aldus tenminste Wieser, volgens Fro – ieder mens mee te maken heeft, maar dan zonder het te beseffen. Dat wordt scherp en raak verwoord. Maar het wordt vooral voelbaar gemaakt door de stijl: de bladspiegel zonder stukken wit als rustpunt of adempauze, de soms ellenlang in vicieuze cirkels draaiende zinnen, het steeds maar herhalen in steeds net iets andere vorm van hetzelfde falen. En van hetzelfde vergeefse wachten op een doorbraak uit de obsessieve kringloop van het falen.

Pregnant
De zinnen zijn bovendien ook op zichzelf vaak opmerkelijk pregnant. Citaatje: “En je had je hoe dan ook altijd aan de laagste aller menselijke elementen toevertrouwd, maar dat kon je niet iedere dag beseffen omdat je het anders moest opgeven, de hoop moest laten varen, principieel moest wanhopen, op de meest vernederende manier aftakelen, ten onder gaan. Sommigen geloofden zichzelf te kunnen redden door hun hoofd met fantasieën te bevolken, maar geen mens en dus geen hoofd kon er gered worden, er bestond een hoofd, en doordat dit hoofd bestond was het reddeloos verloren, louter verloren hoofden bevolkten louter verloren lichamen op louter verloren continenten, schijnt Konrad tegen Fro gezegd te hebben. Maar tegen mijn vrouw zoiets te zeggen, zou hetzelfde zijn als zoiets tegen een in de loop van miljoenen jaren stok- en stokdoof geworden steen te zeggen”. Ook Konrads vrouw heeft het niet gemakkelijk, zo wordt vele bladzijden eerder al gezegd: “Alles deed haar pijn. Ze kon vaak niet meer zeggen wat haar meer pijn deed, haar lichaam of haar hoofd en ze wist niet of ze nu tegen de pijn in haar hoofd of tegen de pijn in haar lichaam moest vechten, hoofd en lichaam bestonden voor haar al lang uit één enkele pijn, en dat ze nog leefde, kon ze alleen nog aan haar pijnen voelen”. Dat schijnt Konrads vrouw gezegd te hebben, volgens Konrad tenminste, althans volgens Wieser. Veel mensen zullen dit vreselijke zinnen vinden, maar ik vind het prachtige crescendo’s van hyperbolische wanhoop. Ook mooi vind ik hoe er in deze passages gevarieerd wordt op het motief van hoofd versus lichaam: beiden vol pijn, beiden even verloren. En zo gaat het boek dus 216 bladzijden lang door, in een adembenemend zwartgallige melodie vol van fnuikend falen.

Symbolische beelden
Bovendien is De kalkfabriek gevuld met mooie symbolische beelden. Zoals de kalkfabriek zelf, die in de vele verschillende beschrijvingen steeds meer een Kafkaësk surrealistisch oord wordt, van groteske afmetingen en vol unheimliche kamers en gangen, zeer terzijde van de bewoonde wereld en vol verval. Die kalkfabriek is even onvoorstelbaar als de gerechtsgebouwen of het slot bij Kafka, en hij heeft eerder de vormen van een door nachtmerries vervormd spookbeeld dan van een echt gebouw. Precies daar, bewust zich afwendend van de walgelijke wereld der mensen, maar ook in wanhopig makend isolement, werkt Konrad steeds tevergeefser en wanhopiger aan zijn ultieme studie over Het Gehoor. Dat wordt “het meest filosofische orgaan” genoemd, en de studie gaat gepaard met een streven naar uiterste aanscherping van de meest volstrekte sensibiliteit, zelfs voor geluiden vanuit de diepten die niemand anders hoort:

“En natuurlijk hoor ik niet één enkel [geluid], nee vele duizenden geluiden hoor ik opstijgen en al die duizenden geluiden kan ik van elkaar onderscheiden. Alleen al over de waarnemingen van die duizenden geluiden uit het diepste punt van het water onder mijn raam heb ik verscheidene tientallen schriften volgeschreven, schijnt Konrad tegen Fro gezegd te hebben […]”.

Obsessieve studie
Wat een mooie gedachte, wat een mooie, hoewel obsessieve studie. Wat een mooi streven naar gevoeligheid, naar een zo zuiver mogelijk gehoor, naar ultieme muzikale ontvankelijkheid ook. En wat een poging om met de geest te ontstijgen aan de grofstoffelijke materie. Maar juist die studie naar dat onderwerp mislukt dus totaal, en juist de volstrekte onmogelijkheid van die studie – en van het onderliggende verlangen naar ultieme zuiverheid en sensibiliteit – wordt vervolgens in vele verschillende variaties uitgemeten. Variaties die bol staan van impasse, van daadloosheid, van totaal verlamd wachten op dat ene juiste en geïnspireerde moment: het moment dat Konrad die hele alles ontstijgende studie in één enkele pennenstreek op papier kan zetten. Maar dat moment komt niet. Wat op mij des te meer indruk maakte, omdat Bernhard mij juist van de schoonheid van die studie zo meeslepend had overtuigd. En dat maakte het vergeefse wachten en worstelen van Konrad voor mij zelfs nog dramatischer en ontroerender dan het vergeefse wachten in Becketts Wachten op Godot.

Schoonheid en melodieus
Dit boek is kortom doordrenkt van falen en mislukking. De vorm en stijl ervan vind ik echt een triomf, door de niet geringe schoonheid en die melodieuze herhalingen, maar vooral omdat juist die herhalingen en de treffende beelden mij extra doordrongen van het fnuikende falen en de onontkoombare mislukking. Gek genoeg werd ik bepaald niet somber van dit boek. Misschien vooral omdat ik de stijl zo bewonderde. Misschien ook omdat deze diep snijdende zwartgalligheid voor mij ‘echter’ voelt dan het oppervlakkige optimisme of de routineuze alledaagsheid van het dagelijkse leven. Misschien omdat het hyperbolische karakter van Bernhards zwartgalligheid mij ook wel eens aan het lachen maakt, zoals je ook kunt lachen om een grotesk lelijke karikatuur. Hoe dan ook: ik vond De kalkfabriek zeer fascinerend, vaak zelfs prachtig. En met Thomas Bernhard ga ik nog wel even door.

Heaven

Eerder verschenen op Hebban