"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De kegelwerper

Woensdag, 14 februari, 2007

Geschreven door: Margriet de Moor
Artikel door: Karlijn de Winter

Als een mensenleven eens een muziekstuk was

Met haar vorige werk De verdronkene volbracht Margriet de Moor een ambitieus project. De roman is een realistisch epos over de watersnoodramp van 1953. Hoewel de kritiek er uitgebreid aandacht aan heeft besteed ontving het boek geen enkele literaire prijs en is het inmiddels ook weer in rap tempo naar de achtergrond van het literaire veld verdwenen. De Moor heeft zich echter niet laten kennen en publiceerde alweer een jaar na verschijning van De verdronkene een nieuwe roman, De kegelwerper.

De kegelwerper is eveneens in de jaren ’50 gesitueerd maar heeft, ook vanwege zijn omvang, een veel bescheidener opzet dan De verdronkene. De plot vertrekt vanuit een pension aan het Amsterdamse Rembrandtplein. Het huis heeft een kleurrijk scala aan kostgangers: het zijn stuk voor stuk variétéartiesten die optredens in de stad hebben gepland. Onder hen bevinden zich ook de drie hoofdpersonen van het boek, namelijk Charles Pluut – een goochelaar, een ‘achterbaks sujet’ –, Pieter (alias Peter Newton) – de jongleur van het gezelschap – en het Poolse danseresje dat zich Daisy noemt.

De 144 pagina’s zijn voornamelijk gevuld met gekeuvel van de gasten waar je niet erg veel wijzer van wordt. Daartussen ontspint zich de intrige van het verhaal: Pieter die een antipathie lijkt te koesteren jegens Pluut, Pluut die hier krampachtig iets aan probeert te veranderen, Pieter die verliefd is op Daisy en Daisy die zich op haar beurt aangetrokken voelt tot Pluut.

Als je naar de beweegredenen van deze personages gaat zoeken tast je bij De Moor volledig in het duister. Vooral de pogingen die Pluut onderneemt om bij Pieter enige sympathie op te wekken, zaaien aanzienlijk wat verwarring bij de lezer. Waarom zou hij in hemelsnaam zo naar diens aandacht verlangen?

Foodlog

Natuurlijk is het een zegen dat De Moor niet met pasklare antwoorden komt aanzetten. Raadselachtigheid is in literatuur immers eerder een verlokking dan een bron van ergernis. Met allerlei stijlmiddelen kun je gedachtespinsels, drijfveren en andere duistere zaken suggereren zonder ze daadwerkelijk in klare taal uit te leggen. Dit is wat een roman diepgang geeft, en het lezen ervan tot een ervaring maakt die je niet in woorden kunt vatten.

Hoewel De kegelwerper een opeenstapeling van procedés bevat om zo’n effect te bereiken – interne dialogen, beeldende beschrijvingen, gebruik van de vrije indirecte rede – en haar proza daarom wel respect afdwingt, slaagt De Moor er niet in de lezer te beroeren. De roman stokt op het niveau van een kunstmatig aandoend taalspel.

Misschien kan muziek meer teweegbrengen? Net als in De kreutzersonate vormt deze kwestie in De kegelwerper wellicht niet voor niets een alomtegenwoordig motief. Het begint al op de eerste bladzijde, wanneer Pluut ‘een rotliedje’ van ‘het zieligste draaiorgeltje uit de stad’ aan moet horen. En verderop vormt vooral de hoornmuziek, waar de pensionhoudster zo dol op is, een eeuwige stemmingmaker. Maar in plaats van dat De Moor dat gegeven uitdiept, blijft het bij nauwelijks veelzeggende beschouwingen:

‘Achter de keukendeur begon nu een riedel zeer snel uitgestoten natuurtonen. Zoiets klinkt briljant maar is doodgemakkelijk voor de hoornist, die daarbij immers geen ventiel hoeft in te drukken. Daisy brak speculaasjes in stukken en doopte ze in de koffie.’

Hoe een muziekstuk je mee kan voeren naar onontgonnen gebieden beseft De Moor – met haar muzikale achtergrond – vermoedelijk beter dan menig andere schrijver. Maar dat literatuur dat ook kan valt aan De kegelwerper niet af te lezen. ‘De accenten in een mensenleven worden vaak zo raar geplaatst dat er geen touw aan vast valt te knopen. Dat komt omdat een mensenleven geen muziekstuk is.’ Bij De Moor regent het daarentegen dit soort vage statements die de roman doen klinken als een muziekstuk boordevol veelbelovende thema’s maar zonder de zo nodige variaties daarop die de compositie diepte moeten verlenen.

Met andere woorden, hoewel De Moor klaarblijkelijk de grote levensvragen probeert aan te roeren, blijft De kegelwerper veelal aan de oppervlakte. Alle literaire kunsttoeren ten spijt, biedt het boek niet de magische ervaring en de onuitsprekelijke inzichten die het zo graag wil opwekken.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

De virtuoos

Eerst grijs dan wit dan blauw

Ik droom dus

Roundhay, tuinscène