"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De keizer en de astroloog

Vrijdag, 9 januari, 2009

Geschreven door: Kees 't Hart
Artikel door: Daan Stoffelsen

Magistraal metatoneelstukje aan het Doornse hof

Doorn, 1928. Wilhelm II, keizer in ruste, brengt zijn dagen door met hout hakken, studie en therapie. Leiden, datzelfde jaar. De jonge arts Simon Vestdijk bekwaamt zich in de astrologie en volgt colleges psychiatrie bij doctor Godefroy. Hij zal de studie snel opgeven ten faveure van het schrijverschap en gaan werken als scheeps- en later huisarts – in Doorn. De keizer en de schrijver zullen elkaar nooit ontmoeten, tenzij in fictie. Kees ‘t Harts De keizer en de astroloog is die fictie, een historische roman die de premisse van zo’n ontmoeting succesvol overstijgt door de fictie zelf tot onderwerp te maken.

‘t Hart werkt de ontmoeting uit door verschillende gegevens verder uit te werken: de mogelijkheid dat Godefroy de behandelend therapeut was van de keizer, zoals hij dat van de bij tijd en wijle depressieve Vestdijk was; dat de horoscoop van de keizer al eens onderwerp van studie was geweest; dat Vestdijk romantisch gezien een voorkeur had voor dienstmeisjes. Zo wordt Simon als assistent van Godefroy aangenomen, maar eigenlijk ook als gesprekspartner voor de keizer, die de astrologie gebruikt om zichzelf beter te duiden, en wordt hij verliefd op een bijzonder Frans-Duits dienstmeisje tijdens een wetenschappelijk symposium in Doorn. Samen met de buien van de gefrustreerde keizer en Simons continue bespiegelingen, uiterst herkenbaar van Vestdijks brieven en personages, ontstaat zo een overtuigende historische roman.

‘“Ja ja,” zei Simon, “ich danke Seine Majestät für die sehr ehrvolle Einladung.”
Het was bespottelijk Duits, maar niet eens verschrikkelijk slecht, hij rekende erop dat de keizer op het gebied van verhaspeling van taal bij zijn onderdanen en gasten wel wat gewend was. Hij knikte naar Godefroy, wiens baard belachelijk gegroeid leek, hij had erger dan eerst het uiterlijk van een over het paard getilde profeet die zijn omgeving met lasterpraatjes teistert. Godefroy knikte koeltjes, alsof hij hem vandaag voor het eerst in zijn leven zag.
“Was halten sie von Doorn?” zei de keizer.
Moest hij een exposé over Doorn geven?
“Ik kenne Doorn nicht so gut,” zei hij vertwijfeld, “ich logiere im Hotel Pabst.”
“Ach ja, Pabst,” zei de keizer dromerig, hij leek er goede herinneringen aan te koesteren. Hij sprak Pabst uit met de a van pap, terwijl Simon een dubbele aa had gebruikt.
“Wat vindt u van de componist Mahler?” zei de keizer, in verrassend correct Nederlands.’

Mahler? Maar Simon was op het hart gedrukt het daar niet over te hebben! De keizer en de astroloog gaat verder dan overtuigend historisch zijn. De achteraf door-en-door overdachte flaters van Simon en absurde gesprekken als bovenstaande verlenen het verhaal een geestige ondertoon. Simons twijfel over wat hij in godsnaam aan het hof doet, maakt het ronduit ironisch. Want waarom hadden de keizer en Godefroy Simon op zo’n ‘zorgvuldige manier hierheen gelokt’? En, op een ander vlak, hoe rechtvaardigt ‘t Hart de ontmoeting?

Boekenkrant

‘Hij merkte aan Ilsemanns bevreemde blik dat hij op het punt stond zichzelf belachelijk te maken.
“Een lezing?” zei Ilsemann, “zoiets was de bedoeling niet, u bent hier op verzoek van professor Godefroy, u bent zijn assistent, er is voor alles gezorgd, u hoeft zich absoluut geen zorgen te maken.”
Toch herinnerde Simon zich wel degelijk dat Ilsemann het over een lezing had gehad. Het begon warm te worden. Geen lezing dus, hij leek ertoe veroordeeld alleen als loopjongen te worden gebruikt.’

Moest Simon daadwerkelijk als loopjongen van Godefroy optreden? Ondanks de krappe voldoende voor het onderdeel pathologie bij zijn artsexamen? Moest hij een lezing geven – de keizer vraagt hem er later wel weer naar – in een gezelschap van professoren? De keizer onderwijzen in astrologie? Terwijl er veel betere astrologen dan Simon zijn, inclusief de keizer zelf? En wat maakt het uit, als daar Marielotte is, Marielotte met haar mooie lach, die hij doortastend (maar nooit zonder zelfbespiegeling) het hof maakt? Maar er is inderdaad een grotere reden voor Simons aanwezigheid aan het hof, een plot, een enscenering met hoger doel, zo blijkt aan het einde van het boek. En die is tegelijk zo in lijn met Simons hopen en wensen en zo gezocht en wordt, ten slotte, zo als een voldongen feit gepresenteerd, dat het het toneelstukje te Doorn verheft tot een magistraal ironisch metatheater.

Zoals ’t Harts Simon doet denken aan die andere Vestdijk-lookalike Anton Wachter, in zijn overbewustzijn, zijn onvermogen tot ironie, zijn neiging tot ellenlange uitwijding, zo spiegelen zijn twijfels en pogingen tot het vinden van een structuur in zijn werkelijkheid aan Antons inspanningen daartoe. Maar dat elke structuur in de werkelijkheid een constructie is, zelf een fictie, benadrukt ‘t Hart in De keizer en de astroloog juist door het bizarre samenknopen van op zichzelf geloofwaardige premissen. Elke vraag van Simon benadrukt de kunstmatigheid van de plot, ondermijnt de plot… en versterkt hem, door een tweede verhaallijn, over het verhaal, te doen ontstaan. Juist op het moment dat je die constructie ontdekt, en je je niettemin toch laat overtuigen, als die wijzen van lezen parallel gaan lopen, juist dan ontstaat interessante literatuur.

Dan bevat literatuur meteen stellingname over zichzelf. ‘t Harts spel met Vestdijk, met diens metafysische en psychologische thematiek, met plot, intenties en motivaties, met humor. Dan is het een pleidooi voor meertonigheid, zonder zijn hoofdtaak – een verhaal goed vertellen – uit het oog te verliezen. Dat lees ik weinig en wil ik meer kunnen doen. Voornemen nummer vijf voor 2009: Kees ‘t Hart teruglezen


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur: