"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De laatste deur

Dinsdag, 4 januari, 2022

Geschreven door: Jeroen Brouwers
Artikel door: Quis leget haec?

Essays over zelfmoord in de Nederlandstalige letteren

[Recensie] De laatste deur van Jeroen Brouwers heeft als ondertitel Essays over zelfmoord in de Nederlandstalige letteren. Dat klinkt weinig opwekkend en dat is het ook niet, toch is het een groots boek dat ik in één adem uitlas.

In goed vijfhonderd pagina’s geeft Brouwers een overzicht in kleine biografieën welke schrijvers in de Lage Landen zoal de hand aan zichzelf hebben geslagen en wat daar de achterliggende reden voor was. Daar zitten bekende schrijvers bij als Menno ter Braak en François Haverschmidt, maar kent u ook Willem van Haren, Cornélie Huygens, Gerlof van Vloten, Gust L. van Roosbroeck, Jan Emmens, Jan Emiel Daele enzovoort? Dat dacht ik al. Brouwers geeft ze allemaal hun rechtmatige plek in de literatuurgeschiedenis en doet dat met grote kennis van zaken.

Hij lardeert de schrijversportretten met essays over zelfmoord, het taboe, taal en terminologie rondom zelfmoord, de Bijbel en zelfmoord, dieren en zelfmoord (denk aan de lemmingen die van een klif af rennen), het is allemaal even lezenswaard. Een paar praktijkgevalletjes dan, voor de sjeu.

Jan Emiel Daele (1942-1978) lijkt zo’n tragisch geval. Voor de tweede maal getrouwd, een vrouw die hem bedroog en hij liep al even rond met zelfmoordplannen. Hij schoot zijn vrouw vijf maal in de borst en pleegde erna zelfmoord. Het was de dag waarop volgens Brouwers “de grote verhuiskou over Daele kwam”.

Heaven

Zo ook de dichter Ido Keekstra (1909-1965). In 1963 noteerde hij in zijn dagboek al een droom over een auto-ongeluk. Twee jaar later reed hij met zijn vrouw frontaal in op een tegenligger. Ongeluk of zelfmoord? Het was de dood die hij voorspeld had en ook wilde. Wrange verhalen af en toe.

Brouwers maakt aannemelijk dat achter al die zelfdodingen wel een reden zit. Die reden is soms op schrift gesteld, soms is het gissen naar de werkelijke oorzaak. In dat verband citeert hij de dichter Heinrich Heine uit Das Buch Le Grand:

“Wenn ein Mensch sich totschiessen will, so hat er dazu immer hinlängliche Gründe – Aber ob er sellbst die Gründe kennt, das ist die Frage.”

Wellicht is het bekend dat zelfmoordenaars niet snel op een plekje geweide grond konden rekenen, geloofstechnisch gezien. Zelfmoord was immers een doodzonde. In Friesland was het gebruik om zelfmoordernaars te begraven ‘onder de drup van de dakgoot’, aan de noordzijde van de kerk, die gold als de verachtelijkste plek om als graf te bestemmen. Ik weet niet waarom, ik wil het weten.

Tenslotte Halbo C. Kool (1907-1968). Ik had nog nooit van de goede man gehoord. Begonnen als wonderkind met zijn verzenbundel De tooverformule heeft hij die belofte nooit waar kunnen maken. Hij dacht grote schrijvers en dichters onder zijn vrienden te tellen, Brouwers ontzenuwd dit. Du Perron schrijft over hem zelfs in  een brief “ook een domme jongen toch”. Uiteindelijk mocht Kool zich helemaal niet in de sympathie van de groten verheugen. Wat Brouwers echter niet vermeldt, is dat Kool uiteindelijk toch in www.nadertotreve.nl). Het mocht niet baten, Kool werd begin 1968 dood aangetroffen op een doodlopend weggetje in het weidegebied bij Kortenhoef. Hij had zelfmoord begaan door een overdosis slaapmiddelen. Een indrukwekkend boek in indrukwekkende stijl.

Eerder verschenen op Quis leget haec?