"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De laatste zeppelin

Zaterdag, 11 juni, 2022

Geschreven door: Filip Bastien
Artikel door: Jan Stoel

Tragiek en hilariteit in een zeppelinverhaal

[Recensie] Filip Bastiens (1962) tweede roman De laatste zeppelin is een heerlijk absurdistisch verhaal. Vlaanderen is trouwens een land waar het absurdisme een plek heeft. Denk aan een schrijver als Herman Brusselmans of aan kunstenaars als Herr Seele en Kamagurka. In de film kennen we absurde humor natuurlijk van de Marx Brothers en van Engelse televisieseries als Monty Python’s Fying Circus en The Young Ones, in Nederland uit Jiskefet, Herenleed (met onder meer Armando). Bastien noemt zelf Allo Allo en La grande vadrouille, de hilarische film van Louis de Funes als inspiratiebron. Absurditeit ontstaat door alledaagse situaties uit hun context te halen en in een nieuwe setting te plaatsen. Dat geeft een vervreemdend effect, maar kan ook aanzetten tot nadenken.

Er zijn wat constanten in het werk van Bastien: de aandacht voor de Tweede Wereldoorlog, Eeklo (de geboorteplaats van de auteur), familieleden die een rol spelen in het boek. In zijn debuutroman Winteruren was het Filips opa Richard Van Waeyenberghe. Hij deed in de Tweede Wereldoorlog een poging tot een aanslag. Nu staat zijn vader André centraal. Hij pleegt zijn eigen ‘verzetsdaad’. Ook de vormgeving lijkt op elkaar: korte hoofdstukken met daartussen in zwart-wit foto’s, deels uit eigen archief en deels te vinden op internet. Zo kun je dezelfde foto van de kerk van Eeklo vinden op internet (de torenklok staat ook op tien voor vijf ’s middags) en vind je een foto van de bouw van de Graf Zeppelin uit 1923.

Het verhaal begint met een bekend kinderliedje over de zeppelin, dat meteen de portee van het verhaal weergeeft.

“We voeren met een zucht
Al boven in de lucht
We zaten zo gezellig in het schuitje
En niemand kon ons zien
We hadden pret voor tien
Leve de zeppelin.”

We schrijven 1943. De Tweede Wereldoorlog heeft de wereld en ook Eeklo in zijn greep. André Bastien (het verhaal wordt vanuit zijn perspectief verteld) exploiteert filmhuis Luxor waar de Duitsers graag naar de film Gisella, de heldin van Stalingrad komen kijken. Dan wordt sergeant Theodor, de man van Hilda von Heuschnupfen (en dat betekent hooikoorts), dood gevonden, overreden door een trein. Maar zijn hoofd is spoorloos. Wie heeft de moord gepleegd en waar is het hoofd? Bloedsporen leiden naar de filmzaal. De familie Bastien wordt verdacht, maar het onomstotelijke bewijs wordt door de knulligheid van de Duitsers niet gevonden. De hele Eeklose gemeenschap, inclusief de pastoor, draaien de bezetters een rad voor ogen. Luitenant Blutwurst (what’s in a name) doet er alles aan om de misdaad op te lossen. Bovendien is hij verliefd op Hilda, die niet echt lijkt te treuren om het verlies van haar man. Maar ook Marcel, een van de broers van André, ziet Hilda helemaal zitten. Blutwurst wil zich onderscheiden, te meer daar Hitler van plan is om Eeklo te bezoeken. Slagen André en zijn broers erin om aan Blutwurst te ontsnappen? Het levert de ene doldwaze situatie na de andere op. De broers lijken steeds meer in de knel te komen, totdat het verzet met een lumineus idee komt waarin de zeppelin van grootvader een essentiële rol speelt. Het leidt tot een ontvangst van Hitler die ongekend is. En bij het plot zullen ‘complotdenkers’ van nu zich helemaal senang voelen.

Geschiedenis Magazine

Het is te gemakkelijk om De laatste zeppelin af te doen als een dolkomisch verhaal. Er zit wel degelijk een diepere laag in het spannende verhaal, dat je leest met continue een lach op je gezicht. De schrijver speelt met de balans tussen tragiek en hilariteit. Bastien heeft zich gebaseerd op feiten en heeft daar van alles aan toegevoegd. Dat duidt erop dat hij grondig onderzoek heeft gedaan en niet alleen maar zijn fantasie de vrije loop heeft gegund. Hij geeft op een creatieve, speelse manier een vrolijke draai aan de werkelijkheid. Zo is er de LZ 37 zeppelin, die zo’n belangrijke rol in het boek speelt. Die zeppelin voerde in 1915 verkenningen en bombardementen uit in België en was de eerste (en niet de laatste!!) zeppelin die tijdens de Eerste Wereldoorlog werd neergehaald; in dit geval boven Merelbeke. Dit feit verbindt hij met fictie: opa Richard is zeppelin-gek en heeft de restanten gekocht. Die liggen in een zaal bij de filmzaal Luxor in Eeklo. Opa wil de zeppelin restaureren en er dan mee gaan vliegen. Alleen de dementie heeft bij hem toegeslagen en het lijkt er niet van te komen. De gelaagdheid van het verhaal zit hem vooral in het meevoelen van de angst van de belangrijkste figuren – de meeste familieleden die in het boek voorkomen bestaan echt – , de empathie die ze oproepen, het zich proberen te ontworstelen aan de beklemming van de bezetting, het sterke familiegevoel, het verzet tegen de bezetters.

Het verhaal is zo krachtig omdat het verteld wordt vanuit het ik-perspectief van André. Dit betrekt je meteen bij de handeling. De Duitsers zijn als personage karikaturen. De namen van heel wat personages karakteriseren hen meteen: generaal-majoor Sturm und Drang, burgemeester Van Zevergem (vooral veel kletsen en weinig doen), kapper David Knip.

De beeldende manier van schrijven is om van te smullen. Roger Bastien die over zijn tweelingbroer Marcel, die verliefd op Hilda is zegt: “Zodra er een vrouw bij betrokken is, halveert zijn intelligentie. En over hun moeder: “Haar tong snijdt beter dan een broodmes.” Vlaamse woorden geven het verhaal een authentiek karakter: pandoering (een pak slaag), manillen (Vlaams kaartspel verwant aan klaverjassen). Leuk zijn de doorkijkjes naar de actualiteit. Als André droomt over de toekomst van België: “Ons land was niet opgenomen in het Derde Rijk. België werd bestuurd door zeven regeringen die constant ruziemaakten.” En vooral dat geven van een ‘twist’ aan wat er zich afspeelde. Het op transport zetten naar Polen, bijvoorbeeld. “Daar zijn kampen. Toen we jong waren gingen we ook op kamp naar de Ardennen. Dat bewijst alweer hoe oneerlijk de wereld is: kerels die van alles mispeuteren mogen op kamp en wij, volgzame burgers, werken ons krom.”

Wat een heerlijk verhaal is dit!

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow