"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De melancholie van het verzet

Vrijdag, 3 februari, 2023

Geschreven door: László Krasznahorkai
Artikel door: Nico van der Sijde

Fenomenaal en verpletterend proza, dat de lezer als een kolkende lavastroom overspoelt

[Recensie] De Hongaar Laszlo Krasznahorkai is in Nederland wat minder bekend dan zijn geniale landgenoten Kertesz, Konrad, Nadas en Esterhazy. Maar in het Duitse en Angelsaksische taalgebied geldt hij al tijden als een fenomeen, zeker sinds hij de Man Booker International 2015 heeft gewonnen. Nu wordt hij ook in Nederland ontdekt: in 2012 werd zijn verbluffende debuut Satanstango vertaald, en nu ook De melancholie van het verzet. Over Satanstango heb ik flink gejubeld: dat was een geweldig leesfeest voor liefhebbers van ongewoon en experimenteel proza zoals ik. Maar over De melancholie van het verzet ga ik nog een paar decibellen harder jubelen: dat vind ik namelijk een fenomenaal en verpletterend meesterwerk van de buitencategorie, bijna buitenaards van kwaliteit, geweldiger nog dan geweldig. Dit boek bestormt mijn toch niet bijster beweeglijke toplijst van persoonlijke favorieten, en van de fenomenale Krasznahorkai wil ik nu meteen ALLES lezen. En dit boek heb ik twee keer gelezen, niet omdat ik het de eerste keer niet begreep, maar omdat ik geen afscheid kon nemen van de fascinerende wereld die Krasznahorkai oproept en van de werkelijk verpletterende stijl waarin hij dat doet. Na het de tweede keer te hebben gelezen kon ik dat overigens eigenlijk nog steeds niet, want toen blies het boek mij nog harder omver dan de eerste keer.

Apocalyptische dreiging
In een volkomen unieke en overrompelende stijl – waarover later meer! – evoceert Krasznahorkai een wereld waar God doder is dan dood, vol surrealistische dreiging en grotesk verval, waarin elk zingevend verband in ingestort en alles gedoemd is tot het grote Niets. Die wereld komt op even fascinerende als huiveringwekkende wijze tot leven in een bijna abstract onbepaald Hongaars gehucht, dat geteisterd wordt door buitennatuurlijk extreme vorst, door instorting van alle openbare voorzieningen zodat er geen trein meer op tijd rijdt en geen lantaarnpaal meer licht geeft, en door een netwerk van almaar zich ophopend en vastvriezend afval, op zodanig buitensporige wijze dat het bijna tot een allegorie verwordt van de wereld vlak voor of zelfs vlak na de Apocalyps. Deze apocalyptische dreiging neemt nog toe door de komst van een bijna grotesk surrealistisch circus, dat in een kolossale wagen de grootste walvis ter wereld vervoert, en in het verborgene ook een wangedrocht, volgens geruchten “de prins” genaamd, die op duistere en ook voor de lezer verborgen wijze katalyserende invloed lijkt te hebben op een chaotische keten van escalerend redeloos burgergeweld. De walvis is een meesterlijk dubbelzinnig en suggestief symbool: het is een onbevattelijk groot monster uit onkenbare andere werelden, een soort Moby Dick-achtige verbeelding van de onbegrijpelijke kosmos, en vast ook een verwijzing naar Hobbes ongetemde monsterachtige Leviathan. De verhaalwereld als geheel is volkomen Kafkaësk: “de prins” is een werkelijk schitterend Kafkaësk symbool van de onkenbare en irrationele bron van alle hogere macht en betekenis, en het verhaal zit vol met Kafkaëske vergeefsheid, ongrijpbaarheid, “Unheimlichkeit” en onbepaaldheid. Zoals het ook vol is met Beckett: het wachten op een Godot-achtige verlosser die niet komt, het voortdurende gevoel dat alles wat gezegd wordt slecht wordt gezegd, en dat verstandige mensen of schrijvers niks anders rest dan goed te zeggen HOE slecht alles wordt gezegd. De wereld van Krasznahorkai is grotesk, angstaanjagend en pikzwart, net als die van Kafka en Beckett. Maar net als die van Kafka en (vooral) Beckett zit deze verhaalwereld ook vol met slapstick en met even zwarte als hilarische humor: ik huiverde geregeld bij Krasznahorkai, maar even geregeld lachte ik mij helemaal gek. En steeds werd ik helemaal meegezogen en meegesleept.

Duistere taal
Dat meeslepende heeft alles te maken met Krasznahorkais volkomen unieke stijl. Hij schrijft ellenlange zinnen, vol dubbele punten, puntkomma’s, afdwalingen tussen haakjes of tussen gedachtestreepjes, en vaak met korte citaten tussen aanhalingstekens waarbij niet altijd duidelijk is wie er geciteerd wordt. Elke zin wordt daardoor een meerstemmige meanderende wereld op zich, temeer omdat elke zin in de indirecte rede is gesteld: een anonieme verteller parafraseert in zijn duistere taal datgene wat het personage op duistere en door hemzelf ternauwernood begrepen wijze lijkt te voelen en denken. Al die lange zinnen worden dan ook nog eens zonder enige alinea-indeling aan elkaar geplakt, zodat de ene ellenlange meanderende zin overvloeit in de andere: elk hoofdstuk is een langgerekte stroom van zwarte letter zonder rustgevend wit en zonder de hoop op structuur die een alinea-indeling zou hebben geboden. Plus dat de hoofdstukken ook in elkaar vervloeien: de laatste woorden van een hoofdstuk worden herhaald in de eerste woorden van het hoofdstuk erna, zij het vanuit ander perspectief en dus in verschuivende betekenis. Proza als een kolkende lavastroom, als een draaikolk, als een buiten zijn oevers tredende rivier. Proza dat even kolkend, chaotisch en grillig is als de duistere werkelijkheid die beschreven wordt. Precies daarom is het ook zo enorm meeslepend. Gek genoeg echter is het proza, hoe chaotisch en overstromend ook, ook vaak vlijmscherp in de analyse en kraakhelder: als er aan gewend bent is het daardoor gek genoeg niet eens moeilijk leesbaar meer. Een van de personages in het boek komt via werkelijk geniale filosofische omwegen tot de conclusie dat de ratio in onze chaotische wereld wel degelijk bestaansrecht heeft, maar dan in voortdurende interactie met onze improviserende zoektocht in deze wereld: rationeel denken gaat steeds hand in hand met onbewuste reflex en dus beweegt ook onze ratio net als onze onbewuste reflexen alle kanten op. Welnu, precies dat gebeurt in de even chaotische als scherpzinnig-rationele zinnen van Krasznahorkai. Geen idee hoe hij dat voor elkaar krijgt, maar DAT hij het voor elkaar krijgt, is voor mij zonneklaar. En precies dat maakt zijn proza voor mij volkomen verslavend.

Valuska’s dromen
Het verbluffende is bovendien dat in die veel te lang lijkende zinnen bij nader inzien geen woord te veel staat, en dat Krasznahorkai vaak maar een paar woorden – dus een kort stukje van een lange meanderende zin- nodig heeft om een onuitwisbaar beeld op te roepen. Bijvoorbeeld van een zijdelings genoemde deur zonder deurkruk, manifest zinloos om te openen of te sluiten, totaal vergeefs als toegangspoort of afsluitpoort. Of van een onmetelijk lange circuswagen, zo langzaam rijdend dat hij onmogelijk de afstand afgelegd kan hebben die hij heeft afgelegd, maar die verbijsterend genoeg toch is aangekomen in het eindeloos vervuilde en bevroren Hongaarse gehucht. Of van een groep mensen die, aan het einde van een orgiastische geweldsuitbarsting waarin zij zichzelf helemaal verloren, volkomen overweldigd worden door onbegrip over die uitbarsting en door een gevoel van alles doordesemende zinloosheid. Of van de even clowneske als tragische dromer Valuska, die, na het failliet van al zijn dromen, langs de verlaten en bevroren treinrails wegloopt, regelrecht de open en onbestemde ruimte in. Dezelfde Valuska die eerder, als hij nog voluit droomt van de verheven hogere betekenis in het hoogste hemelgewelf, “waarschijnlijk ook nu, zoals altijd, met zijn kleren aan in zijn vuile, donkere hol op zijn bed lag en in de bedompte nicotinelucht dromerig naar boven keek, met glimmende ogen, omdat hij niet in staat was om te begrijpen dat het niet het schitterende hemelgewelf was dat op hem neerkeek maar een bollend plafond”. Deze passage zegt iets over de vergeefsheid van Valuska’s dromen, maar mogelijk nog meer over degene die hem zo beschrijft: de cynisch naar macht hongerende mevrouw Eszter. Dezelfde mevrouw Eszter die, veel later in het boek, tevreden concludeert dat zij de macht nu gegrepen heeft omdat zij, in tegenstelling tot Valuska en haar echtgenoot mijnheer Eszter, wel begrepen heeft dat de wereld geen God en geen moraal kent, en dus “een rietveld [is] waarin de wind de baas is, en in dit geval dus zij”. Wat overigens wel ironisch is, want die formulering (die wellicht meer die van de verteller is dan die van haarzelf) is ook omkeerbaar: zij is de baas, maar van een stad die nog steeds door fragiliteit en chaotische onbestendigheid wordt geteisterd, zoals een rietveld, en dus is ook zij vluchtig als de wind.

Boekenkrant

Psyche van de personages
Het is werkelijk fenomenaal hoe Krasznahorkai in elke zin weer de chaos en onbestendige grilligheid evoceert. Prachtig is hoe hij in stukken van die zin ook beklijvende beelden oproept die deze chaos visualiseren of symboliseren. En minstens zo schitterend is hoe hij vaak glimpen laat zien op de psyche van zijn hoofdpersonages: mevrouw Eszter, mijnheer Eszter, Valuska en de tragische mevrouw Pflaum (moeder van Valuska). Nooit geeft hij een beschrijving uit een stuk van zijn personage: je moet het steeds doen met wat anderen over hen denken (zoals in het citaat hierboven over Valuska) of met de gedachten van die personages zelf zoals geparafraseerd door de anonieme – en volkomen geheimzinnige – verteller. Uitermate fascinerend is dan om te zien hoe verschillend de personages soms aankijken tegen dezelfde dingen: het omineuze circus, de apocalyptische vervuiling van de stad, de wijze waarop die vervuiling grijs glanzend de grijze hemel weerspiegelt en vice versa, enzovoort. De diverse toch al zo intrigerend meerduidige fenomenen worden door deze verschillende perspectieven nog meerduidiger en voor mij nog intrigerender. Maar nog wat genialer vind ik hoe uit alle heterogene glimpen en brokstukken van informatie er toch ook enorm boeiende en zelfs ontroerende personages opstijgen. Mijnheer Eszter bijvoorbeeld, de componist die uit totale verachting van de wereld zijn toevlucht zoekt tot een radicaal nieuwe harmonie der sferen die in totaal nieuwe toonsoorten gevangen moet worden, om vervolgens ook het totale failliet te ervaren van die nieuwe harmonie der sferen. Zijn droom en zijn mislukking worden allebei met enorme intensiteit en ongehoorde filosofische diepgang opgeschreven. En dan Valuska, de naïeve en mogelijk geestelijk gestoorde dromer, met dromen over een transcendente kosmische harmonie der sferen die even prachtig zijn als lachwekkend-naïef. Enorm tragisch, die Valuska, en enorm ontroerend. Zoals ook de gedoemde vriendschap tussen mijnheer Eszter en Valuska enorm tragisch is, enorm tragi-komisch bovendien, en enorm ontroerend. Bovendien zal ik nooit het beeld vergeten van de samen oplopende mijnheer Eszter en Valuska, elkaar wanhopig vasthoudend in het apocalyptische vervuilde dorp en met elkaar versmeltend tot een complex tragi-komisch en monsterachtig icoon van totale hulpeloosheid.

Allegorie
Maar wat is nou de boodschap van De melancholie van het verzet? Je kunt het boek zonder meer lezen als een allegorie op de redeloosheid van alle machtsuitoefening, zoals mevrouw Eszter ook een fraai portret is van de banaliteit van redeloze machtswellust. Het boek is daarnaast ook een geweldige evocatie van redeloze angst en van redeloos geweld waardoor mensen hun hoofd totaal verliezen, en veranderen in vreemden voor zichzelf. Bovendien, Valuska en mijnheer Eszter personifiëren op verbluffend fraaie wijze dromen van zingeving en het totale failliet van die dromen, terwijl alle zinnen van het boek op verpletterende wijze gestalte geven aan chaos en zinloosheid: alles mondt dus in chaotische zinloosheid uit, en dat lijkt mij de primaire boodschap van het boek. In mijn beleving is die boodschap echter niet zo inktzwart als hij lijkt. Deze boodschap is volgens mij ten eerste therapeutisch: als de wereld echt een zinloze chaos is, dan is het misschien ook maar beter dat te weten, en ons te ontdoen van de illusie dat de het bestaan wel orde en zin kent. Bovendien gaat deze boodschap ook samen met een bepaalde berusting en soms zelfs enige vreugde: mijnheer Eszter en Valuska gaan ten onder, maar ervaren allebei wel het gevoel bevrijd te zijn van illusies en daardoor inzicht te hebben gekregen in het naakte, van alle betekenis ontklede bestaan. Die ontnuchterde blik onthult bovendien nieuwe vormen van schoonheid. Al was het maar door de kracht van de zinnen waarin dat nieuwe inzicht beschreven wordt. Bovendien, voor mij zit de schoonheid van dit boek zoals gezegd vooral in de stijl ervan: in de wijze waarop je als lezer overstroomd wordt door een intense lava van ellenlange zinnen, waarin totale chaos verknoopt wordt met rationele luciditeit. Met zijn unieke, even lucide als meanderend-grillige stijl, werpt Krasznahorkai dus een volkomen uniek licht op het naakte, zinloze maar ook fascinerend veelvormige bestaan. Door dat licht gunt hij mij inzichten, uitzichten en vergezichten die ik nog niet kende. Ik heb daardoor vormen van schoonheid ervaren die ik nog niet eerder had ervaren, vol filosofische diepgang en ook vol duister psychologisch inzicht. En ik ben nu weer wat beter gewapend tegen alle faciele geleuter over de zin van het leven en tegen de simplistische verhalen die kranten en televisie mij daarover vertellen.

Dus ja, mensen: Krasznahorkai heeft mij met De melancholie van het verzet helemaal veroverd. Dat al zijn boeken maar in het Nederlands vertaald moge worden, liefst weer door Mari Alföldy. Al die vertalingen zal ik verslinden. Maar ik kan niet wachten: gelukkig heb ik toen hij de Man Booker won in 2015 meteen wat Engelse vertalingen gekocht, die ik nu meteen ga lezen!

Eerder verschenen op Hebban