"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De Nederlandse krijgsmacht tijdens de dekolonisatie van Nederlands-Indië 1945 – 1950

Woensdag, 13 oktober, 2021

Geschreven door: Bauke Geersing
Artikel door: Jos van Dijk

Dekolonisatie in de geschiedschrijving

[Recensie] – Objectiviteit zal in de geschiedschrijving altijd een discussiepunt blijven. Wat er vroeger gebeurd is en welke betekenis we daaraan moeten geven zal door diegenen die er bij waren moeilijk anders dan vanuit hun subjectieve beleving kunnen worden weergegeven. En degenen die er niet bij waren en er later op terugkomen kunnen zich moeilijk volledig losmaken van hun eigen tijdgebonden denkkader. Waar het dus bij de beoordeling van geschiedkundig werk om zou moeten gaan is de vraag of de auteur zich rekenschap heeft gegeven van zijn of haar handicap en of er op z’n minst een goede poging is gedaan om de nodige afstand te bewaren om in de richting van de -helaas onhaalbare- objectiviteit te komen. Tegen deze achtergrond ben ik altijd geïnteresseerd in kritische beschouwingen over geschiedenisboeken. Die zijn doorgaans nuttig en leerzaam. Soms zijn ze ook vermakelijk.

Het valt me echter moeilijk een kritische beschouwing serieus te nemen als de criticus mij al vanaf de allereerste pagina ervan probeert te overtuigen dat hier geen sprake is van wetenschappelijk verantwoord werk, “maar van manipulatie en geschiedvervalsing”. Dat schrijft Bauke Geersing in de tweede alinea van zijn inleiding op regering geïnitieerd onderzoeksprogramma waarvan de resultaten op 17 februari 2022 zullen worden gepresenteerd. Dit deel heet: Krijgsgeweld en Kolonie – Opkomst en ondergang van Nederland als koloniale mogendheid 1816-2010 en Geersings kritiek richt zich met name op hoofdstuk 11 van dit boek De oorlog met de Republiek Indonesië 1945 -1950/1952. Nog voordat de inleiding met beschuldigingen aan het adres van de auteurs en uitgever ten einde komt confronteert Geersing mij vervolgens op p. 16/17 al met zijn conclusie over de wetenschappelijke ondeugdelijkheid van het besproken boek:

“De situaties van toen worden beoordeeld met de ogen en opvattingen van nu. Stelselmatig worden andersluidende onderzoeksresultaten achtergehouden, zonder enige rechtvaardiging. Er worden zelfs data gefabriceerd en verzonnen. Smaad en laster maken deel uit van dit deel van de NIMH-uitgave. De eenzijdige, vooringenomen en ongenuanceerde tekst houdt op geen enkele wijze rekening met de legitieme belangen van bij het onderzoek betrokken Indiëveteranen, hun familie en nabestaanden. Een schending van het wetenschappelijke integriteitsprincipe ‘verantwoordelijkheid’.”

Westerling

Boekenkrant

Met dergelijke aanvangsstellingen, die in de volgende honderd bladzijden eindeloos worden herhaald,  vind ik het moeilijk om Geersings kritiek onbevangen tegemoet te treden. De veroordeling is hier aan de bewijsvoering voorafgegaan. Ik vrees ook dat zijn betoog daarom weinig gehoor zal vinden buiten de kring van degenen die toch al niets wilden weten van kritiek op het Nederlands optreden in de onafhankelijkheidsoorlog van Indonesië. En dat is jammer, want een gezonde kritische beschouwing van het werk van de historici die in opdracht van de regering het optreden van de Nederlandse krijgsmacht zo goed mogelijk moeten beschrijven is uiteraard van groot belang. Maar Geersing lijkt daartoe niet in staat. Zijn beschouwingen worden vooral gestuurd door wrok jegens enkele historici die hij verwijt zijn eigen boek over Raymond Westerling niet naar waarde te schatten.

Over dit boek, waarin Geersing probeert Westerling vrij te pleiten van oorlogsmisdaden, schreef Koos-Jan de Jager op de geschiedenissite Historiek: “De toon die Geersing aanslaat als het gaat om zijn veroordeling van een groot deel van de historische literatuur als ‘onhistorische kletskoek’ en ‘vooringenomen geschiedschrijving’ is volstrekt ongeloofwaardig.” Een herkenbaar oordeel als je kijkt naar zijn kritiek op het onderhavige boek van het NIMH. In deze geest bestookte hij ook al eerder de coördinatoren en medewerkers aan het onderzoeksprogramma over de dekolonisatieperiode van Indonesië, en dan vooral onderzoeker Remy Limpach, de auteur van De brandende kampongs van generaal Spoor.

Anti-antikolonialisme

Hier zou ik deze boekbespreking dus kunnen stoppen. Maar met het oog op de presentatie van de resultaten van het gehele onderzoeksproject volgend jaar februari wil ik toch een paar woorden wijden aan de invalshoek van Geersing bij het onderzoek naar de geschiedenis. Het zou namelijk zomaar kunnen dat zijn wrokkige uitvallen naar andere historici bij die gelegenheid worden overgenomen door conservatieve en extreem nationalistische politici en publicisten. Bij deze dus vast een waarschuwing voor wat we uit deze hoek kunnen verwachten.

Geersings doel is duidelijk: de eer en de goede naam van Indiëveteranen redden, allereerst die van zijn favoriet Raymond Westerling. En uiteraard ook van de auteur die hem zoveel lof heeft toegezwaaid. Nederlands koloniale verleden in de Indische archipel verdient geen veroordeling en het Nederlandse leger deed wat het moest doen in de chaos na de Tweede Wereldoorlog. Kritiek op het kolonialisme is een hedendaags politiek standpunt dat het zicht op wat er werkelijk aan de hand was belemmert. En de auteurs van Krijgsgeweld en Kolonie geven blijk van een ‘vooringenomen’ antikolonialistisch standpunt. Met hun standpunt zouden ze er blijk van geven ‘dat zij bewust hebben besloten een zwarte bladzijde te schrijven’ (over smaad en laster gesproken). Zo komen zij tot een geschiedschrijving die op ‘fundamentele punten’ niet klopt.

Het Nederlandse perspectief

Geersing is jurist en een van die punten betreft de ingangsdatum van de onafhankelijkheid van Indonesië. Wie uitgaat van het Indonesische perspectief zal meteen de datum van 17 augustus 1945 noemen; de dag waarop Soekarno officieel de onafhankelijkheid uitriep. Geersing erkent echter alleen het Nederlandse perspectief en zegt dat het land pas bij de soevereiniteitsoverdracht op 27 december 1949 onafhankelijk werd. Nederland voerde dus geen oorlog tegen een andere land, i.c. Indonesië, het leger was er voor het herstel van orde en rust in ‘eigen land’. In een voetnoot laat hij weten dat een historicus mee zou moeten gaan met “juridische motiveringen van toen”. Ergo, iedereen die over de bezettingstijd schrijft zou het juridisch kader van de nazi’s moeten respecteren.

Het probleem is dat Geersing niet ziet dat zijn kritiek op de ‘eenzijdige’ geschiedschrijving van het NIMH op hemzelf terugslaat omdat hij geen enkel ander perspectief erkent als dat van het Nederlandse koloniale bestuur en het Nederlandse leger. Hij bestrijdt de opvatting van de auteurs die meer aandacht dan voorheen willen geven aan “de niet-Nederlandse stem in de gedeelde geschiedenis van gekoloniseerden (overheersten) en kolonisatoren (overheersers)”. Was dat niet juist de bedoeling van het hele project om een meer evenwichtige geschiedschrijving te krijgen? Geersing valt in zijn boek terug op het oude, onevenwichtige, door de koloniale bril gekleurde perspectief dat de afgelopen tijd in toenemende mate bekritiseerd is. En terecht. Zie bijvoorbeeld David van Reybroucks Revolusi. Geersing wil de niet-Nederlandse stem eigenlijk niet horen. Hij vindt het onduidelijk wat we daaronder moeten verstaan en meent dat de niet-Nederlandse stem ‘alleen een betrouwbare bron lijkt omdat die niet-Nederlands is en Nederland de kolonisator was.’

Vendetta

“Wat is de achtergrond van deze belediging, smaad en lastercampagne die onze Indiëveteranen, hun familie en nabestaanden in het hart treft?”, vraagt Geersing zich in zijn slotwoord af. “Het heeft veel weg van een vendetta tegen Nederland, de Nederlanders.” Daar herkennen we de politiek gekleurde invalshoek van Geersings kritiek. “Het is een hedendaags politiek standpunt dat kolonialisme slecht is en veroordeeld moet worden”, schreef hij eerder. “Het is de opvatting dat wat wij nu slecht vinden naar hedendaagse inzichten altijd slecht was. Het is het met terugwerkende kracht verlenen van eeuwigheidswaarde aan hedendaagse inzichten.” Wat Geersing eigenlijk wil is dat het koloniale denken voor eeuwig gaat gelden als maatstaf in de geschiedschrijving. Waar hij aan voorbij gaat is dat ‘wij’, of laten we zeggen op z’n minst een groot deel van ons, het kolonialisme al lang geleden op goede gronden hebben veroordeeld. En dan heb ik het nog niet eens over de inzichten van de Indonesiërs. Geersings ‘Nederland’ is, om het in zijn eigen woorden te zeggen, een ‘hersenspinsel’, dat helaas nog leeft in bepaalde politieke kringen die zich tegen de veroordeling van dit verleden blijven keren.

Eerder verschenen op Sargasso