"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De onderwater-zwemmer

Zondag, 24 mei, 2015

Geschreven door: P.F. Thomése
Artikel door: Annette Wierper

Het kind dat alleen achterbleef

Frans Thomése blijft je intrigeren. Even virtuoos in literaire juweeltjes als De weldoener(2010) en Schaduwkind (2003) als in ruige seksboeken, zoals J.Kessels, The Novel (2011) en Het bamischandaal (2014). In De onderwaterzwemmer toont hij zich andermaal de literaire meester in een ontroerende geschiedenis van een jongeman die zijn leven laat bepalen door een schuld die zijn schuld niet is.

[Van deze roman verscheen een voorpublicatie op Athenaeum.nl]

Thoméses meesterschap zit hem onder meer in de literaire technieken die hij tot in zijn vingertoppen beheerst. In De onderwaterzwemmer kijken wij met de ogen van de hoofdpersoon naar de dingen die gebeuren. In het consequent vasthouden aan dat gezichtspunt herkent men het grote schrijverschap van Thomése; mede door het – ook weer consequent – gebruik van de tegenwoordige tijd:

‘De vader en de zoon komen tevoorschijn uit het rijshout en laten hun bleke, met reuzel ingevette lichamen stil als zilvervissen in het duistere water glijden.’

Vergeef me de beeldspraak, maar de lezer glijdt vanaf deze eerste zin met Tin van Heel en zijn vader mee het donkere water in, om pas weer aan wal te geraken op de laatste bladzijde. Wat volgt is een beklemmende reis door het leven van de jongen dat sinds die nacht onherroepelijk veranderd lijkt. Thomése verdeelt de levensgeschiedenis van Tin in drie delen waar hij het verhaal overheen legt van het kind dat alleen achterbleef.

De rivier

Dankzij enkele subtiele verwijzingen, zoals: ‘De overkant, ‘waar de bevrijders zitten’, weten we dat we in de nadagen van de Tweede Wereldoorlog zijn beland. Vader is vaker ‘aan de overkant’ geweest, voor de jongen is het de eerste keer dat hij mee mag naar de overzijde. ‘Zijn vader vindt hem nu oud genoeg. Oud genoeg? Voor wat? Om te sterven?’

Eenmaal aan de overkant, komt de tijd voor Tin abrupt tot stilstand. Vader is nergens te bekennen. Het moment waarop hij moet aanvaarden dat zijn vader verdwenen is, schuift hij zo lang mogelijk voor zich uit. In staccato zinnen, synchroon met het klappertanden van de jongen, beschrijft Thomése hoe de hoop langzaam wegvloeit uit het rillende lichaam dat in het kille ochtendlicht op de oever zit te kleumen.

‘Hij zal zo toch wel komen? Hij weet zeker dat hij op hem wacht. Zijn afwezigheid is een misverstand, houdt hij zich voor, dat kan niet anders.’

Het voelt als een afgang als hij beseft dat hij zonder zijn vader aan ‘de overkant’ niets kan uitrichten. Als de stuurse, zwijgzame boeren die hem opvangen hem willen terugbrengen naar andere kant verzet hij zich hevig. ‘Hij wil niet terug, niet zonder zijn vader, hij kan toch niet weg zijn, iemand die weg is, moet toch ergens zijn? Er moet een plek zijn waar hij is. Toch? Hoe kan hij dan niet gevonden zijn? Dat kan dat bestaat niet.’ Het is op dat punt dat zijn schuldgevoel zich definitief in zijn hoofd nestelt. Door zichzelf te redden, verraadt hij zijn vader, zo ziet hij dat. Het is een schuld die hij de rest van zijn leven met zich meedraagt.

‘Hij is in een leugen verzeild geraakt en hij weet niet hoe hij eruit moet ontsnappen. Hij denkt aan de uiterwaard waar zijn vader niet is, aan de overkant waar hij niet kan zijn. Maar aan de rivier zelf denkt hij niet, durft hij niet te denken, niet aan het koude duistere water. Dan liever de overkant, waar hij niet kan zijn. Dan liever de uiterwaard waar hij niet is. Liever de leugen, dan niets.’

Afrika

Dertig jaar later, Tin is inmiddels getrouwd en vader, keren de herinneringen aan de gebeurtenissen in alle hevigheid terug als hij aan de oever van een andere rivier staat. Op reis in Afrika, als hij samen met zijn vrouw op zoek gaat naar haar Foster Parentskind, realiseert hij zich dat de ‘onachterhaalbaar voorstromende rivier van de tijd’ de gebeurtenissen van toen niet uit heeft kunnen wissen.

‘Plotseling hoort hij zichzelf spreken over de rivier. Niet deze, maar de nachtrivier van vroeger. In het Engels, uitgesproken voor dat Franse gehoor, is het een ander verhaal, een verhaal dat ook hijzelf voor het eerst hoort. Hij is een vreemde in zijn eigen verhaal.’

Terwijl hij het verhaal vertelt, voelt hij dat zijn vader ineens heel dichtbij is. ‘Hij is hier,hij voelt het gewoon, hij voelt zijn wonderbaarlijke aanwezigheid, ergens tussen twee talen in. Als een onderwaterzwemmer is zijn vader het hele eind met hem mee gezwommen, jaar in jaar uit en nu dus van het ene continent naar het andere.’ Toch werken dit besef en de enorme huilbui die erop volgt niet als een bevrijding. Integendeel, Tin realiseert zich eens te meer dat hij is opgesloten in zijn hoofd en zijn misantropische gedachten en dat hij zich nog altijd de jongen voelt aan de overkant van de rivier waar hij niet hoort te zijn.

Cuba

Nog eens dertig jaar later, als het bijna te laat is en Tin in kommervolle toestand in een schamel ziekenhuis op Cuba belandt, biedt de schrijver hem de laatste strohalm aan. Tin grijpt zich dankbaar vast aan een sprankje hoop dat hem vanuit onverwachte hoek wordt aangeboden en staat zichzelf toe zijn zelfopgelegde verbanning op te heffen.

Met De onderwaterzwemmer heeft Frans Thomése een schitterende roman geschreven in de beste literaire tradities. In een aaneenschakeling van adembenemend mooie zinnen, onverbiddelijk doorstromend als het water van de rivier, maakt Thomése de vertwijfeling, de paniek, de angst, de schuldgevoelens van de jongen zichtbaar en voelbaar. Zó dichtbij komt de lezer zelfs dat hij zich bijna medeplichtig voelt aan de wanhoop van het  kind. Het vasthouden aan één perspectief optimaliseert niet alleen de beklemming maar ook de vervreemding . Het loodzware gegeven – kind blijft alleen achter – geeft aan de onnavolgbare en soms zelfs hilarische strapatsen van het reisgezelschap in Afrika een grimmig randje. Je zou de apotheose gemakkelijk larmoyant kunnen noemen, maar door de virtuoze hantering van het gegeven hangt de lezer net zo hulpeloos in de touwen als de gebutste, beschadigde hoofdpersoon in het groezelige Cubaanse ziekenhuisje. Literatuur zoals literatuur bedoeld is.

Boeken van deze Auteur:

Vaderliefde

Verzameld nachtwerk

Verzameld nachtwerk

Ik, J. Kessels

De onderwaterzwemmer

De onderwaterzwemmer