"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De onderwaterzwemmer

Maandag, 31 augustus, 2015

Geschreven door: P.F. Thomése
Artikel door: Arnold Heumakers

De achterdeur van het paradijs

[Recensie] Wie het oeuvre van P.F. Thomése gevarieerd noemt, trapt een open deur in. Het mag dus geen verrassing heten dat De onderwaterzwemmer verrassend is na zijn beide vorige boeken, Grillroom Jeruzalem en Het bamischandaal. Om dezelfde reden is het interessanter om op de overeenkomsten te letten dan op de verschillen, die nu eenmaal in het oog springen. Een overeenkomst is bijvoorbeeld dat zowel in Het bamischandaal als in De onderwaterzwemmer heel wat afgereisd wordt. In het ene boek voert de reis naar China, in het andere naar Afrika en Cuba. En natuurlijk is de reis ook een overeenkomst met Grillroom Jeruzalem, waarvoor Thomése zelfs de Bob den Uylprijs heeft gekregen, de prijs in Nederland voor reisboeken.

In al deze boeken is het zeer de vraag of de hoofdpersonen er goed aan hebben gedaan om op reis te gaan. Onmiskenbaar zijn ze, zodra ze voet op vreemde bodem hebben gezet, volledig de regie kwijt – alles overkomt hen, een lawine van ondoorgrondelijke voorvallen stort zich over hen uit, en als machteloze slaapwandelaars laten ze zich meeslepen. Ze spreken de taal niet, kennen het land en zijn zeden niet, interpreteren alles vanuit hun eigen bekrompen kader. En als ze moeten reageren, want ze kunnen niet altijd niets doen, dan doen ze maar wat. God zegene de greep, maar in de praktijk is er hoogstens een vrolijke chaos, zoals in Het bamischandaal, of er is het noodlot, zoals in De onderwaterzwemmer. Of er is de politiek, zoals in Grillroom Jeruzalem – die langzaam maar zeker de vrolijke chaos verandert in koude ernst, net zoals het noodlot dat doet in De onderwaterzwemmer.

Ook in dat laatste boek ontbreekt de humor niet. Zie de weinig efficiënte manier waarop hoofdpersoon Martin (`Tin’) van Heel en zijn vrouw Victorine (`Vic’) in Afrika op zoek gaan naar haar Foster Parent-pleegkind, een albino nog wel, een `witte neger’: zij vol optimisme (`De goede afloop is haar specialiteit’), hij vol pessimisme, mopperend, tegensputterend, verteerd door heimwee naar hun dochter Nikki die in Nederland is achtergebleven. Al op het vliegveld blijkt hun bagage te zijn verdwenen, achterover gedrukt door corrupte douaniers, en daarom zijn ze gedwongen zich in idiote lokale kledij te steken, Vic in een kleurige Afrikaanse jurk, Tin in een ouderwets tropenpak, compleet met helm. Dat is lachen geblazen. Maar op zeker moment daalt ook op dit koddige verhaal de ernst neer.

Helaas kan ik niet in details treden – om de lectuur niet te bederven. Want Thomése heeft het behoorlijk spannend gemaakt. Er gebeuren voortdurend dingen die je niet verwacht, ik zag ze tenminste niet aankomen, maar die achteraf volkomen logisch en verklaarbaar zijn. Dat het spannend is, komt natuurlijk ook door de effectieve, geraffineerde manier waarop het allemaal is opgeschreven. Over stijl heeft niemand te klagen bij P.F. Thomése. Dat is ook nu weer het geval, getuige bijvoorbeeld een terloops zinnetje over de `raadselachtige wetten van het huwelijk […], waarin de grote beslissingen in goed overleg door de ander worden genomen’.

Ons Amsterdam

Wat betekent reizen in de literatuur? Sinds de Odyssee is elke reis ook een thuiskomst, al duurt het soms lang voordat de held daadwerkelijk arriveert. Daarmee zitten we meteen midden in de problematiek van De onderwaterzwemmer, want als Tin ergens naar verlangt, dan is het naar een `thuis’. Dat is hem namelijk al als jongen afgenomen, nadat hij in 1944 ’s nachts samen met zijn vader de rivier naar bevrijd gebied was overgezwommen. Een onderneming waarbij zijn vader is verdronken, zonder dat het lijk werd teruggevonden – sindsdien zwemt papa als het ware onder water met zijn zoon mee, spokend in diens onderbewustzijn, hem berovend van alle rust en vanzelfsprekendheid. Na deze fatale gebeurtenis is Tin nergens meer thuis. Maar wat weten we eigenlijk van deze Tin?

Hoewel hij Van Heel heet, krijgen we meer dan eens te horen dat zijn `verhaal’ vooral uit `gaten’ en `hiaten’ bestaat, en uit `afwezigheid’. De roman zit eveneens vol gaten en hiaten. We leren Tin maar op drie – cruciale – momenten in zijn leven kennen. Eerst de zwempartij in 1944, vervolgens dertig jaar later de reis naar Afrika, en weer dertig jaar later komen we Tin, inmiddels een bejaard man, tegen in een ziekenhuis in Havana, waar hij is geopereerd aan een gebroken ruggenwervel en op zijn buik in een lederen tuig boven zijn bed hangt. Alweer een idiote situatie, maar ditmaal valt er nauwelijks om te lachen. Tin vergaat van de pijn en de ontknoping die in Havana plaatsvindt, is eerder ontroerend dan lachwekkend.

Misschien is het geen toeval dat juist daar alles goed komt, nadat het eerst in Nederland en in Afrika zo verschrikkelijk fout is gegaan. Toen regeerden de elementen: Nederland was donker, koud en nat, Afrika licht, heet en droog. In het Cubaanse ziekenhuis is de natuur afwezig en regeert de menselijke techniek, hoe gebrekkig ook van kwaliteit in Castro’s arbeidersparadijs. Met Baudelaire zouden we kunnen zeggen dat uit de natuur (gedrenkt als zij is in de erfzonde) nooit iets goeds kan komen – dat lukt alleen bij de kunst.

In De onderwaterzwemmer is van erfzonde geen sprake, maar wat Tin overkomt lijkt er toch wel een beetje op, zij het herschreven door Nietzsche. Want sinds Tins vader verdween, lijkt ook God dood te zijn (vader wordt niet voor niets meer dan eens met `god’ vergeleken) en zit het paradijs op slot. Gelukkig niet voorgoed, zo blijkt. Tin mag uiteindelijk thuiskomen, de achterdeur van het paradijs gaat op het laatste nippertje open – niet dankzij een vader die terugkeert, maar dankzij een grootvader op wie niemand heeft gelet. Tot twee keer toe wordt de ramp die Tin treft geweten aan het feit dat hij niet oplette – nu blijkt iemand anders juist wèl op te letten. Wiskundig gesproken: twee maal min is plus. Ook Job op zijn mestvaalt kreeg na alle beproevingen het levensgeluk terug van zijn wrede God.

Net zo’n wrede god is P.F. Thomése in De onderwaterzwemmer. Hij neemt en hij geeft. En als schrijvende godheid weet hij ons lezers niet minder te manipuleren dan zijn hoofdpersoon, want nadat we hebben mogen lachen en gruwen bij alles wat Tin op zijn barre levensreis is overkomen, zal het niet meevallen om bij de verrassende ontknoping de ogen droog te houden.

Eerder verschenen in Ons Erfdeel en op www.arnoldheumakers.nl

 


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

Vaderliefde

Verzameld nachtwerk

Verzameld nachtwerk

Ik, J. Kessels

De onderwaterzwemmer

De onderwaterzwemmer