"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De orde van de dag

Vrijdag, 5 oktober, 2018

Geschreven door: Eric Vuillard
Artikel door: Ger Leppers

WOII door Franse ogen

[Recensie] “De zon is een koude ster. Haar hart, ijsnaalden. Haar licht, meedogenloos. In februari zijn de bomen dood, de rivier is versteend, alsof haar bron geen water meer spuwt en de zee het niet meer kan verzwelgen. (…) ’s Ochtends vroeg geen enkel geluid, geen zingende vogel, niets. Dan een auto, en nog een, en opeens voetstappen, gestalten die we niet kunnen zien.”

Zo begint de korte historische roman De orde van de dag, en de lezer begrijpt meteen waarom de jury van de Prix Goncourt – al meer dan een eeuw de belangrijkste literaire prijs in het Franse taalgebied – dit boek vorig jaar heeft bekroond: deze schrijver heeft een bijzondere, indringende stem. Vuillard heeft aan een paar woorden genoeg om een ondergangssfeer op te roepen.

Inderdaad, een ondergangssfeer. Want wat volgt is allereerst het relaas van de geheime bijeenkomst in de Reichstag, kort voor de machtsovername door de nazi’s, waar de crème van de Duitse grootindustriëlen zich achter Hitler en de zijnen schaarde. Gustav Krupp, de vertegenwoordigers van Opel, Siemens, ze zijn die twintigste februari 1933 allemaal aanwezig in het kantoor van Hermann Goering.  Het is inmiddels meer dan vijfentachtig jaar geleden, geen van de betrokkenen is nog onder ons, maar Vuillard herinnert zijn lezers eraan dat we volop leven tussen de producten van de firma’s die toen, ter wille van de arbeidsrust, een misdadig verbond aangingen met de nazi’s en die later uit concentratiekampen de goedkope arbeiders zouden halen  die nodig waren om de productie op peil te houden: “Het zijn onze auto’s, onze wasmachines, onze schoonmaakproducten, onze wekkerradio’s, de verzekering van ons huis, de batterij van onze horloges. Ons dagelijks leven behoort hen toe. Ze verzorgen ons, ze kleden ons, verlichten ons, ze vervoeren ons over de wegen van de wereld en ze sussen ons.”

Het tweede deel van het boek laat gevolgen zien van dit onzalig verbond. Met goed gekozen details geeft Vuillard een beeld van het verloop van de annexatie van Oostenrijk door de Duitsland, vijf jaar na de bijeenkomst. In prachtige anekdotes over bluf, ploertige vulgariteit en incompetentie, in scherpe portretten, kleine maar onthullende trekjes van hoofdrolspelers, zoekt Vuillard de kleinmenselijke waarheid achter de grote gebeurtenissen. De Oostenrijkse dictator Schussnigg en de ijdele, maar doortrapte Ribbentrop (‘Ribbensnob’ voor zijn studievrienden) zijn daarbij bijzonder fraai getekend.

Schrijven Magazine

Vuillard schaart zich met dit boek een opvallend groepje relatief jonge Franse schrijvers die de laatste jaren veel aandacht trokken met boeken over de tweede wereldoorlog, de aanloop ertoe en de gebeurtenissen die eruit voortvloeiden. Die oorlog is na het einde ervan overigens nooit weggeweest uit de Franse literatuur, mede dankzij het infame collaborateursbewind van de vroegere oorlogsheld maarschalk Pétain en het feit dat nogal wat belangrijke schrijvers de nieuwe orde omhelsden. Maar sinds het wereldwijde succes, een goede tien jaar geleden, van Jonathan Littell’s  verpletterende roman De Welwillenden is die periode ook onderwerp geworden voor schrijvers die lang na de het slot van de krijgshandelingen zijn geboren. Zo schreef Laurent Binet (1972) de veelbekroonde bestseller HhhH over de aanslag op Heydrich in Praag, die ook bij ons veel succes had, wijdde Yannick Haenel (1967) een boek aan de Poolse verzetsheld Jan Karski en ging de Renaudot-prijs vorig jaar naar Olivier Guez (1974) voor La Disparition de Josef Mengele. Zelf hebben deze auteurs enkel de tegenwoordige, uitzonderlijk lange periode van vrede gekend, maar zij vragen zich af wat het voor hen zou hebben betekend om te leven in tijden waarin zo veel – levens, maar ook waarden en waardigheid – op het spel stond.

Wat deze boeken ook met elkaar en met het boek van Vuillard (geboren in 1968) gemeen hebben, is dat ze als roman worden betiteld, maar dat strikt genomen niet zijn:  het gaat eerder om feitenrelazen, maar dan op een persoonlijker manier verteld dan een geschiedschrijver dat zou kunnen of mogen doen. Hun boeken zijn nu eens gelardeerd met eigen belevenissen, zoals bij Binet, dan weer met algemenere bespiegelingen, zoals bij Haenel en Vuillard. Maar bovenal gaan al deze boeken over de verbazing die de schrijvers heeft bevangen omdat dat alles ooit heeft kunnen gebeuren, en hun bevreemding dat de excessen vaak zo banaal leken dat zo weinigen zich geroepen voelden om te pogen het opkomend springtij te keren.

Eerder verschenen in Trouw

 

Boeken van deze Auteur:

14 juli

Auteur:
Eric Vuillard
Categorie(ën):
Literatuur

De orde van de dag