"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De ouderdom

Zondag, 17 juni, 2018

Geschreven door: Simone de Beauvoir
Artikel door: Ger Leppers

Filosofie van de ouderdom

Heeft het werk van Simone de Beauvoir de tand des tijds doorstaan? Ger Leppers las het heruitgegeven De ouderdom en concludeert dat wat begint als een stroef collegedictaat, uitmondt in een heilvolle analyse.

[Recensie] Op 9 januari 2008 was het honderd jaar geleden dat de Franse schrijfster en filosofe Simone de Beauvoir geboren werd. Nu bovendien dat jaar het thema van de boekenweek dat jaar ’Van oude menschen’ was, bestond er voor haar Nederlandse uitgever een mooie aanleiding om de vertaling van Beauvoirs lijvige essay De ouderdom opnieuw onder de aandacht te brengen. Het boek werd immers, toen het in 1970 verscheen, door velen als baanbrekend beschouwd. In 2008 verscheen daarom een eenmalige goedkope Boekenweek-editie. Wat heeft het boek – dat zelf dus inmiddels ook al een respectabele ouderdom heeft – ons nu nog te bieden?

De Beauvoir schreef deze studie toen ze zelf voorin de zestig was. Ze was zeker niet iemand om zich mummelend achter de geraniums terug te trekken, en in plaats daarvan stortte zij zich – met de formidabele werkkracht die ze haar leven lang heeft gehad – op de bestudering van ’de ouderdom’ als verschijnsel. Ze onderzocht het probleem vanuit sociologisch oogpunt, maar ook historisch, biologisch, etnologisch, filosofisch, literair, terwijl ze daarnaast volop putte uit haar eigen levenservaring en uit die van anderen om haar heen.

Het resultaat, als synthese bedoeld, lijkt op het eerste gezicht misschien een beetje een allegaartje van wetenschap en persoonlijke beschouwingen. Tegelijkertijd ligt er echter zoveel materiaal in opgetast dat het boek, ook bijna veertig jaar na het verschijnen, nog wel degelijk inzichten biedt en tot nadenken stemt.

Boekenkrant

In het begin moet de lezer een beetje doorbijten, want het eerste hoofdstuk is het taaiste gedeelte van het boek. Het is een etnologisch overzicht van de positie van de ouderen binnen tientallen primitieve stammensamenlevingen. De stijl doet hier bovendien een beetje denken aan die van het collegedictaat.

Met het collegedictaat heeft dit hoofdstuk ook gemeen dat niet alle genoteerde kennis echt verwerkt lijkt te zijn. Zo wordt over de positie van de mannen in een van de beschreven stammen plompverloren meegedeeld: “Vaak ook brengen zij de eenden naar buiten.” Of dat nu een eer is of juist een corvee, dan wel nog iets anders, laat Beauvoir in het midden.

Gelukkig worden de zaken een stuk interessanter wanneer, na een bladzijde of honderd, de historische en sociologische overzichten steeds vaker worden onderbroken door veel persoonlijker getinte redeneringen, opinies en zelfonderzoek. Het boek bevat een groot aantal roerende beschrijvingen van de laatste jaren van kunstenaars als Tolstoj, Verdi, Michelangelo en eminente politici als Pétain, Churchill en wetenschappers als Freud.

Beauvoir is zorgvuldig nagegaan, in biografieën en autobiografische documenten, hoe deze mannen aan de gebreken waarmee de ouderdom komt het hoofd trachtten te bieden. Zij vraagt zich af waarom sommigen er wel in slaagden met hun lichamelijk en soms ook geestelijk verval in het reine te komen en anderen niet. Wat viel hen het moeilijkst? Waaruit putten zij hun kracht? Bij deze vragen aangeland neemt de betrokkenheid van de schrijfster sterk toe, en in de analyses van deze gevallen komt ook Beauvoir zelf de lezer stukken nader.

Een van de roerendste getuigenissen uit dit boek is dat van de Franse denker Michel de Montaigne, die enkele eeuwen geleden in zijn grotendeels autobiografische Essais over zijn levensavond schreef: “Verdriet en zwakheid dringen ons een laffe, slappe deugd op. (*) Ik zie het (verstand) geen oordelen vormen die het niet vroeger al vormde, en ik merk niets van nieuw licht.”

Zeer terecht merkt Beauvoir naar aanleiding hiervan op: “Toch is zijn geval wonderlijk paradox; het ontgaat hemzelf misschien, maar de lezer ziet het duidelijk: de Essais worden rijker, intiemer, oorspronkelijker en dieper naarmate de schrijver ouder wordt. Die mooie, bittere, teleurgestelde bladzijden had hij nooit kunnen schrijven op zijn dertigste.”

Anderen reageerden korzeliger op de veroudering van hun lichaam. Zo antwoordde Churchill, toen hem werd gevraagd waaraan hij het sterkst merkte dat hij oud was: “Aan alles.” En de oude Lodewijk XIV bekende na een overwinning te velde aan een van zijn maarschalken: “Op onze leeftijd ben je niet meer gelukkig.”

Gaandeweg wordt de toon van het boek steeds losser, essayistischer, vrijer en vooral persoonlijker. Dan is Beauvoir op haar best: als ze haar gedachten de vrije loop kan laten gaan, als ze de levenshouding van zichzelf en anderen analyseert om er lessen uit te trekken over de manier waarop een oudere maximaal profijt kan trekken van zijn resterende levensjaren.

Beauvoirs recept tegen de aftakeling is – zoals wel een beetje te verwachten viel – merendeels niet origineel (actief blijven, ook seksueel, interesses najagen, een open geest houden), maar bijvoorbeeld haar pleidooi voor wat zij ’de poëzie van de gewoonte’ noemt is bijzonder en sympathiek, pragmatisch en tegelijkertijd poëtisch. In gewoonten, zo betoogt zij overtuigend, komen verleden, heden en toekomst samen, en daarom zijn gewoonten voor oudere mensen een houvast dat geluk kan bieden.

De ouderdom bevat verschillende van dergelijke mooie, inlevende passages en voorzichtige adviezen.

Wetenschappelijke bezwaren zijn er wel: de schrijfster noemt haar bronnen niet of niet volledig; romanpersonages en historische personen worden vaak op voet van gelijkheid behandeld en de gegevens waarmee de schrijfster haar betoog onderbouwt zijn uiteraard inmiddels gedateerd. Niet iedereen zal nu nog de ontwikkeling van kosten van het Hongaarse pensioenstelsel tussen 1959 en 1969 tot op de miljoen forint nauwkeurig willen weten.

Het zijn dus de persoonlijke beschouwingen die het boek voor de lezer van nu zijn waarde geven. Een subtiel stiliste is de schrijfster nooit geweest, zoals de Figaro Littéraire onlangs nog liet zien aan de hand van een nogal gezochte vergelijking met het inderdaad zeer elegante proza van Françoise Sagan. Zelden stuit je bij Beauvoir op een treffende beeldspraak of op een onvergetelijke formulering. Maar De ouderdom is wel een mooi, met veel inzet geschreven getuigenis, en veel meer dan de tijdsgebonden noodkreet van een door paniek bevangen bejaarde in de dop.

Eerder verschenen in Trouw

Boeken van deze Auteur: