"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De platte aarde

Maandag, 22 april, 2019

Geschreven door: Hans Dijkhuis
Artikel door: Jona Lendering

Geologie en kosmologie in de oudheid

De informatie in elke door ons gesproken of geschreven zin vormt – om er eens een cliché tegenaan te gooien – het topje van een ijsberg. Er is de eigenlijke mededeling, maar die is alleen begrijpelijk doordat de spreker/schrijver en de luisteraar/lezer allerlei ideeën delen. Anders geformuleerd, de overdracht van informatie veronderstelt gedeelde informatie. Ik heb er al wel vaker op gewezen dat elke antieke tekst een wereldbeeld veronderstelt waarin de grens tussen natuurlijk en bovennatuurlijk niet ligt waar wij die trekken. Een ander aspect is de tegenstelling tussen beschaving en barbarij. Ook veronderstelt menige antieke tekst een platte aarde.

Een oudheidkundige zal zich, voor hij zelfs maar aan het doorgronden van een tekst kan denken, dat antieke wereldbeeld eigen moeten maken, want anders kan hij de oude teksten, die zo vol onware beweringen zitten, niet serieus nemen. Dan negeer je de informatie en is er een serieuze kans dat je het kind met het badwater weggooit. Wonderlijk genoeg zijn er nauwelijks boeken of websites die het antieke wereldbeeld echt uitleggen en daarom ben ik des te blijer met De platte aarde. De rijke geschiedenis van een mythisch denkbeeld van de filosoof Hans Dijkhuis.

Simpel samengevat komt het erop neer dat de mensen vroeger meenden dat boven de platte aarde een hemel was, dat onder de aardschijf een onderwereld was, en dat de aarde werd omringd door een wereldzee, de Okeanos. Ook waren er mythen over de steunen die verhinderden dat de hemel op de aarde viel – denk aan een wereldberg of een wereldboom of aan een reus als Atlas – en vertellingen over de nachtelijke reis van de zon onder de wereld door. Vogels zorgden voor communicatie tussen hemelingen en stervelingen.

Wat me trof was dat uit veel antieke sagen en mythen valt op te maken dat de mensen meenden dat de hemel heel erg nabij was. Ik licht dit punt eruit omdat er een antieke tekst is waarin Apollonios van Tyana en zijn leerling Damis discussiëren over de vraag of een bezoek aan het hooggebergte mensen dichterbij de goden brengt. Ik heb dat altijd beschouwd als óf een parodie op een filosofische dialoog óf een poging tot het schrijven van zo’n dialoog door een niet heel erg geschoolde auteur, maar ik denk dat ik het serieuzer had moeten nemen.

Boekenkrant

Dijkhuis maakt de lezer wegwijs in een zeer groot aantal antieke teksten uit Griekenland en Rome, uit het Nabije Oosten, uit het oude Egypte, uit India en uit China, wat een afwisselende tekst garandeert. Het gevaar bestaat dat je, door de netten zo wijd te werpen, één antiek wereldbeeld reconstrueert dat in feite nooit heeft bestaan, maar ik had niet de indruk dat Dijkhuis al te kort door de bocht ging.

De mijns inziens interessantste hoofdstukken zitten aan het einde, als Dijkhuis beschrijft hoe het mythologische wereldbeeld een rol bleef spelen toen de Grieken probeerden de aardschijf te beschrijven. De eerste wetenschappelijke geografen bleven worstelen met het idee dat de aarde een platte schijf was, omgeven door de Okeanos, met een identificeerbaar middelpunt. Verder hielden de Grieken vast aan het idee dat Europa tegenover Azië stond – een notie die al snel werd gecombineerd met die van de tegenstelling tussen beschaving en barbarij. Dat er een derde werelddeel was, bleek een lastige gedachte.

Dat de aarde een bol was, werd door Aristoteles onweerlegbaar bewezen. Het gangbare tegenargument, dat mensen aan de andere kant van de aarde er vanaf zouden vallen, pareerde hij met de correcte observatie dat alles naar het middelpunt van de aarde viel. De middelpuntzoekende kracht houdt de aarde bij elkaar en houdt zijn bewoners vast aan het oppervlak, ongeacht of ze boven of onder op de globe zijn – voor zover ‘boven’ en ‘onder’ nog relevante begrippen zijn. Ondanks de kracht van Aristoteles’ argumenten, bleef de gedachte dat de aarde plat was, de kop nog weleens opsteken. Ook daaraan besteedt Dijkhuis aandacht.

Kortom, een boeiend boek dat ik met veel plezier heb gelezen. De grootste troef is misschien wel dat Dijkhuis weet hoe hij de materie didactisch goed opbouwt. De vergelijking tussen het antieke wereldbeeld en een hamburger, waarin een rond en plat stuk vlees ligt tussen de helften van een broodje met een bolle bovenkant, is extreem verhelderend én slim gekozen, want dit idiote beeld vergeet de lezer nooit meer.

Eerder verschenen op Mainzerbeobachter