"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De ringelingschat

Zaterdag, 11 september, 2021

Geschreven door: Willy Vandersteen
Artikel door: Jona Lendering

Ringelingen en Nibelungen

[Recensie] Omdat ik mijn eigen exemplaar van De Ringelingenschat, het Suske & Wiske-album waarover ik nu wil schrijven, heb uitgeleend aan mijn neefje, toog ik gisteren naar de stripboekenwinkel om het te vervangen. Het bleek echter even niet leverbaar, en zo kwam ik thuis met de Suske & Wiske-pocket #23, die tevens De nerveuze Nerviërs en Lambiorix bevat. Deze laatste twee bevestigen uw vooroordeel tegen de reeks. De plot is inderdaad onverdraaglijk klungelig en de moraal is verschrikkelijk oubollig. Maar dan De Ringelingenschat! Dat is andere koek. Dat is Willy Vandersteen op zijn aller-, allerbest.

Het album is, als feuilleton, verschenen in 1945-1946, en draagt duidelijke sporen van die tijd. Zo wordt van een verstrooide Duitse geleerde, die ten onrechte als geestesziek wordt beschouwd, opgemerkt dat die gezellige professor blijkbaar voor een gek wordt aangezien omdat hij niet werkt aan atoombommen. Een gouden drinkhoorn wisselt van eigenaar voor het bedrag van 250 dollar, inderdaad de courante valuta in de maanden na de Belgische bevrijding.

Als een Duitse professor de plot in werking zet, als het verhaal zich grotendeels in Duitsland speelt en als het in 1945-1946 is vervaardigd in een land dat heeft geleden onder de Duitse bezetting, dan verwacht je een reeks anti-Duitse grappen. Die ontbreken echter geheel en al, op wat zeer onschuldige speldenprikken na. “Feitelijk bent u dus een Duitser”, constateert Lambik ergens, alsof zoiets erg zou zijn. De aangesprokene krijgt echter het laatste woord: hij zegt Europeaan te zijn en zelfs Engelse sigaretten te roken. De grap is dat er tijdens de rantsoenering geen andere sigaretten verkrijgbaar waren.

Alleen helemaal aan het einde laat Vandersteen zich verleiden tot een harde grap over de actualiteit. In het door mij gekochte album, dat de ingekleurde tekeningen uit 1972 bevat, krijgt de vriendelijke professor in een van de allerlaatste plaatjes toegevoegd dat de mensen een hoop problemen bespaard zouden zijn gebleven als de Duitsers thuis waren gebleven. Dat is typerender voor de anti-Duitse gevoelens van die tijd dan voor de gevoelens van direct na de oorlog. Toen het verhaal in 1946 eindigde, stond er iets anders: “blaas dan de IJzertoren eens op” – het symbool van de militant-Vlaamse beweging, dat net door onbekenden met dynamiet was verwoest.

Boekenkrant

Maar voor het overige valt de actualiteit op door haar afwezigheid. Het verhaal gaat veilig over het verleden. Escapisme dus. En wat is dan leuker dan een oud heldendicht?

Eerder verschenen op Mainzer Beobachter