"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De rode halsband

Vrijdag, 6 januari, 2017

Geschreven door: Jean-Christophe Rufin
Artikel door: Ger Leppers

Franse (anti-)oorlogsroman leest als een thriller

[Recensie] Jean-Christophe Rufin, een goede zestiger inmiddels, is alles behalve een studeerkamerschrijver: naast auteur is hij arts, historicus, activist en diplomaat, en ook nog eens bergbeklimmer. Hij behoorde, met de latere minister van Buitenlandse Zaken Bernard Kouchner, tot de oprichters van Artsen zonder grenzen, verrichte humanitair werk in Ethiopië en Kosovo, was ambassadeur in Senegal, en dit alles – dat had u vermoedelijk al begrepen – onder veel, heel veel meer.

Voor zijn roman Rouge Brésil ontving hij in 2001 de Prix Goncourt, de literaire prijs die in Frankrijk het meeste aanzien geniet, en in 2008 werd hij gekozen in de Académie française.

Al die verre reizen hebben vele verhalen opgeleverd, die Rufin doorgaans rechttoe-rechtaan vertelt in een onopgesmukte, eenvoudige taal. In 2011 was Rufin samen met een fotograaf door een Frans weekblad voor een reportage over de Arabische lente naar Jordanië gestuurd, “het enige land waar er volstrekt niets gebeurt.” Om de tijd te doden vertelden ze elkaar verhalen en anekdotes. Een van de verhalen van de fotograaf ging over zijn grootvader die als held uit de oorlog van 1914 terugkeerde, en was gedecoreerd met het légion d’honneur. Na de oorlog, tijdens een herdenkingsplechtigheid, beging hij in een dronken bui een onvergeeflijke daad die hem voor het gerecht en in de gevangenis deed gelanden, en die voor Rufin de aanleiding werd tot het schrijven van tot deze mooie (anti-)oorlogsroman.

Om die kleine maar markante anekdote heen heeft Rufin een meeslepend verhaal geweven, dat leest als een superieure psychologische thriller, die wel wat aan de romans van Simenon doet denken. Veel van het leesplezier is te danken aan de wijze waarop het plot zich ontvouwt, en daarom zullen we niet te veel van onthullen.

Boekenkrant

“Een jonge bakkersknecht was twee vingers kwijtgeraakt door met zijn arm boven de loopgraaf te zwaaien, tijdens een nachtelijke wacht. De linies lagen heel dicht bij elkaar. Een andere stakkerd, aan de overkant, die wellicht doorhad wat hij wilde, had geschoten. Het was een onverkwikkelijke zaak, maar als overste van de sectie had er voor Lantier niets anders op gezeten dan de knaap naar de krijgsraad te sturen.”

Het is een prachtig en ontroerend, regelmatig meeslepend verhaal. Het is ook daarom een beetje jammer dat Rufin geen groot stilist is. Hij hult zijn verhaal in een gewoon confectiepak in plaats van in een mooi afkledend maatkostuum. “Het behoeft geen betoog dat Dujeux een bloedhekel had aan de man”, lezen we op één van de eerste bladzijden van het boek. Waarom dat feit dan toch vermelden, en vervolgens toelichten? Ook de vertaalster, die eerder prachtig werk afleverde, had ditmaal haar dag niet zo, en is regelmatig nèt niet precies genoeg. Men is, in haar woorden, verplicht onder te duiken (in plaats van: gedwongen), de duikbootoorlog heet “de onderzeese oorlog”

Eerder verschenen in Trouw

Boeken van deze Auteur: