"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De roofvogel

Zaterdag, 9 december, 2017

Geschreven door: Martijn van der Kooij
Artikel door: Onbekend

Strijd om de macht in Nederland

[Voorpublicatie] Vandaag publiceert uitgeverij Droomvallei het thrillerdebuut van journalist en historicus Martijn van der Kooij De roofvogel.

Van de achterflap: “Een gewiekste zakenman heeft een afspraak in een hotellobby met een jonge, talentvolle journalist. De ontmoeting verandert het leven van beide mannen ingrijpend. Ze worden vrienden. Ze kennen elkaars geheime agenda echter niet. Aan hun vriendschap komt na een incident abrupt een einde. Ze ontmoeten elkaar pas tien jaar later weer. De zakenman werpt zich nu op als toekomstig premier. Bloedstollende verwikkelingen tijdens de verkiezingscampagne volgen. De Roofvogel is een spannende roman die zich afspeelt in de wereld van bekende Nederlanders, media en politiek.” De Roofvogel is meer dan een thriller, het gaat ook over de rol van de journalistiek anno nu.

Over de auteur

Martijn van der Kooij (1974) werkte als journalist voor het politieke radioprogramma Kamerbreed van AVROTROS, verzorgde politieke analyses bij BNR Nieuwsradio en werkte o.a. bij weekblad Binnenlands Bestuur en De Staatscourant. Hij pendelt tegenwoordig tussen Den Haag en de Libanese hoofdstad Beiroet. Eerder boeken van Van der Kooij zijn onder andere Alle Dagen Libanon, van tricky Tripoli tot bruisend Beiroet (2016), Mark Rutte, alleen voor de politiek’ (met Dirk van Harten, 2010).

Boekenkrant

Presentatie

Vanmiddag 15.00-16.00 uur is de presentatie van De roofvogel in Cafe Toon, Jan Evertsenstraat 8 te Amsterdam. Met aansluitend een discussie over de media – verlengstuk van de macht of waakhond? Met onder andere oud-minister van Binnenlandse Zaken Guusje ter Horst.

De Leesclub van Alles publiceert de proloog en het eerste hoofdstuk van De roofvogel.

Proloog

Zaterdag 31 mei 2025

Doodse stilte. Het vijf man sterke campagneteam keek Bilal Annoush bijna smekend aan. Zeg wat! Beslis wat! Doe wat! De medewerkers dachten het een voor een, maar niemand durfde zijn mond open te doen. Bang dat elk verkeerd woord tot een explosie zou kunnen leiden, een woedeaanval zoals die er de afgelopen weken vele waren geweest. Of, erger, een impulsieve beslissing die de ondergang, die vrijwel onvermijdelijk was, zou bespoedigen. En degene die had gesproken zou de schuld krijgen, want dat was tot nu toe altijd zo geweest. Dus zat iedereen in vrees in de gehuurde vergaderruimte van het Van der Valk hotel dat vandaag als uitvalsbasis diende.
Buiten wuifden de takken van de bomen in de Friese wind. De bladeren hingen zwaar van de nattigheid naar beneden. Het was een treurig gezicht en voor eind mei was dit herfstweer uitzonderlijk. Het loof leek zich te voegen naar de stemming in het hotel.
Bilal Annoush leunde met zijn armen op tafel. Zijn bruine handen hield hij voor zijn gezicht, dat daardoor nauwelijks zichtbaar was. Zo’n beetje alle parlementaire journalisten van Nederland hadden hem vanochtend al geprobeerd te bellen. En het was pas negen uur.

De campagneleider van Nu Nederland doorbrak het zwijgen met een ongemakkelijk kuchje. Hij voelde de verantwoordelijkheid in elk geval iéts te zeggen. ‘De situatie is misschien wanhopig, maar we hebben de verkiezingen nog niet verloren. Sterker nog: we staan voor het eerst aan kop in een van de peilingen. We zitten hier bij elkaar om te kijken of er nog een uitweg is. Een ontsnappingsroute. Een muizengaatje, zoals ik een oud-premier ooit hoorde zeggen.’ Hij sprak met gedragen stem, zoals bij begrafenissen en crematies werd gesproken.

Toen stond de lijsttrekker op. Dat ging moeizaam. Hij was nog net geen zestig, maar bewoog nu voor het eerst als een oude man. De vele media-optredens, verkiezingsdebatten en interviews hadden hun tol geëist. En daar kwam dus nu het probleem bij dat sinds gisteravond speelde.
‘Briljante luitjes, ik hoor het straks wel. Ik ga naar mijn hotelkamer. Proberen wat te slapen, want vannacht heb ik geen oog dichtgedaan. Over een uur zien we elkaar weer. Dan wil ik van jullie horen hoe we hier goed uitkomen, want de verkiezingen zal ik winnen, hoe dan ook. Nederland wil mij, nee: snákt naar mij als premier. En alle Boeddha’s nog aan toe: ik besteed toch niet voor niets een vermogen aan jullie? Laat die dure hersentjes eens werken.’ Hij was zijn betoog fel begonnen, maar de laatste woorden klonken zacht. Ook zat er een krak in zijn stem. Stapje voor stapje bewoog hij richting de deur. Het campagneteam keek zwijgzaam naar het witte laminaat op de vloer.

Toen de lijsttrekker de deur eindelijk achter zich dicht had getrokken, liep de campagneleider naar de deur. Hij deed de knip erop, zodat hij er zeker van was dat er geen ongenode gasten binnen zouden komen. De vergaderplek was geheim, maar dat zei niets: het was al eerder voorgekomen dat linkse actiegroepen hun bijeenkomsten hadden verstoord. Hij nam het woord opnieuw, maar praatte zacht, onzeker over de dikte van de muren en bang dat zijn baas hem zou kunnen horen. Terwijl hij bijna fluisterde deed hij zijn das, die als een strop begon te voelen, losser. ‘Iedereen hier weet dat de situatie hopeloos is. Alleen Bilal Annoush zelf gelooft nog dat we hier uitkomen. Of is er soms iemand met een briljant idee? Dan hoor ik dat graag nu.’
Een boezemvriend van de lijsttrekker nam het woord. ‘En als we nou eens helemaal niet reageren? Gewoon doorgaan met waar we mee bezig zijn.’
‘Nou, daar weten de media wel raad mee,’ zei de campagneleider, die nooit een hoge dunk had gehad van de man die het woord had genomen. ‘Ik zie de kop in De Telegraaf morgen al voor me: ANNOUSH ZWIJGT OVER DUISTER VERLEDEN. En wat denk je dat er dan gebeurt in het slotdebat van de NOS? De andere lijsttrekkers zullen hem opeten, hem confronteren met zijn verleden. En wat moet hij dan zeggen?’
‘Hij kan het ontkennen,’ zei een vrouw die het secretariaat van het campagneteam voerde.
‘Ontkennen?’ De campagneleider werd boos. ‘Wat valt er na die reportage van gisteren nog te ontkennen? En dan is hij premier en dan wordt hij veroordeeld? De coalitiepartijen zullen hem als een baksteen laten vallen. Lekkere strategie.’
‘Nou, ik probeer gewoon mee te denken hoor. Trouwens, dan is hij toch in elk geval premier geweest? Precies wat hij wilde,’ bracht de secretaresse er geagiteerd tegen in.
‘Ik ben het met je eens,’ zei de vriend van de zelfverklaarde toekomstige premier tegen de campagneleider. ‘En bovendien, grote kans dat er nog meer slecht nieuws onderweg is, want alle media gaan nu graven in het verleden van Bilal. Dat voorspelt weinig goeds. Er zit, vrees ik, niets anders op dan dat hij zijn kandidatuur intrekt.’
De telefoon ging. Het was het tweede toestel van de campagneleider, waarvan alleen enkele getrouwen binnen de partij het nummer hadden.
‘Dag Rita. Goed dat je belt. We zitten bij elkaar om de ontstane situatie te bespreken. Mag ik je op speaker zetten? Nee, Bilal is er niet bij. Die rust even uit. Wij broeden op een oplossing. We moeten hier uitkomen.’

De donkere bas van de ex-politica klonk door de ruimte. ‘We moeten niet opgeven. Niet nu. We staan verdorie sinds gisteren aan kop in een van de peilingen. Het is een gouden kans om Nederland te veranderen. De kans die Pim niet kreeg. Die De Liberale Partij mij niet gunde. Erken alles, zeg dat het een jeugdzonde was en ga weer verder. Zo neem je de media maximaal wind uit de zeilen. Ik weet waarover ik praat. Het publiek geeft geen bal om die zogenaamde onthulling. Ze willen een leider die resultaat laat zien, die iets doet aan de massa-immigratie, de islamisering van ons land bevecht en eindelijk de files eens aanpakt. Ieder van jullie weet dat de juiste man daarvoor Bilal Annoush is.’

Terwijl haar woorden nog nagalmden in de vergaderzaal, werd er geklopt op de deur. De secretaresse haalde de knip eraf. Twee politieagenten stapten naar binnen. ‘Mag ik u allen verzoeken met mij mee te gaan richting de nooduitgang? Tenzij u natuurlijk deel wilt uitmaken van het grootste mediaspektakel van het jaar,’ zei de oudste diender, een blanke man van nog geen vijftig die een indrukwekkende buik met zich meezeulde. Zijn collega was zijn tegenpool: jong, atletisch en van Arabische afkomst. Hij stond naast zijn oudere metgezel, met zijn handen in zijn zij. Het signaal was duidelijk: er is geen keuze.

‘Mag ik vragen wat er aan de hand is?’ vroeg de campagneleider geagiteerd aan de oudere agent.
‘Daar is geen tijd voor,’ zei de man. Zijn collega keek nu streng in de rondte.
Toen zagen ze via de open deur Bilal Annoush over de gang lopen. Hij was geblinddoekt en werd geëscorteerd door vier agenten, twee voor en twee achter. Zijn handen zaten geboeid op zijn rug. Het was duidelijk dat de politie de opdracht had gekregen de lijsttrekken van Nu Nederland niet met fluwelen handschoenen te behandelen. Het tafereel deed denken aan de arrestatie van een gevaarlijke crimineel. Geschrokken en zonder verdere vragen volgden de leden van het campagneteam gedwee de twee agenten naar de nooduitgang. Er stond een zwart busje klaar, dat meteen nadat ze waren ingestapt wegreed. Vanachter de geblindeerde ramen passeerden ze de satellietwagens van NOS en RTL. In de verte zagen ze een horde journalisten die zich voor de deur van het hotel had verzameld. plotseling klonken drie luide knallen. Zelfs in het busje waren ze duidelijk hoorbaar.

‘Wacht, wacht,’ riep de campagneleider tegen de bestuurder van het busje. ‘Ik wil er nu uit! Ik wil zien wat er aan de hand is! Volgens mij hoorde ik schoten! Er zal met Bilal Annoush toch niets aan de hand zijn?’ De secretaresse gilde. De boezemvriend deed de handen voor zijn ogen. Maar niemand had iets gezien, want het busje was het terrein al afgereden toen de knallen hadden geklonken. De campagneleider probeerde de deur open te doen, maar de sloten waren vergrendeld. ‘Sorry, ik heb opdracht u zo snel mogelijk naar een veilige locatie te brengen, zodat de pers u niet lastig valt met vragen,’ zei de chauffeur. Eenmaal op de provinciale N31 beland, zagen zij dat een ambulance met gillende sirenes hen tegemoet kwam. Achter deze auto reden nog twee politiewagens. Alles wees erop dat zich er een tragedie op het hotelterrein had voltrokken.

1994

Met de lijft, met zijn lift, ging hij in een razend tempo naar boven
In zijn buik een onbestemd gevoel
Het uitzicht over Amsterdam was adembenemend
Zag hij daar niet heel in de verte Utrecht?
De machtigste man van Nederland, de rijkste ook
Het was zijn gebouw waar hij op stond
De initialen BA over de volle lengte geprojecteerd
Onbeschrijfelijk genot

Hoofdstuk I Een nieuw begin

De kleine villa aan een stille straat in Buitenveldert vertoonde op deze winterse dag evenveel rouw als de kale takken aan de bomen in de tuin. Er werd gesnotterd, gehuild en af en toe, ondanks alles, ook gelachen. Vannacht was Wim vertrokken. Zijn partner en twee naaste vriendinnen hadden de nacht ervoor bij zijn bed gewaakt. Vandaag was ook de minnaar van Wim erbij gekomen. Er was opluchting, want van deze ziekte was niet te winnen. De lijdensweg was al lang geweest. Toch voelde het vreemd nu de zieke het hogerop had gezocht. Er ontbrak iemand in dit grote huis.

Er was die ochtend veel te doen. Overleg met de begrafenisondernemer, rouwkaarten schrijven, lakens en kleding wassen. Hun sobere lunch, de minnaar was even snel naar de Albert Heijn gereden, genoten ze in de achterkamer, met uitzicht op de kale tuin. Het licht scheen zachtjes op de tafel. Ze zaten nog maar net of de deurbel ging. Eerst één keer, maar al snel gevolgd door nog drie keer. De partner van Wim voelde onraad. Hij rende de trap op naar de voorkamer op de eerste verdieping en gluurde door het raam. Het was precies wat hij dacht: de aasgieren, zijn schoonfamilie, waren er, dat zielige hoopje mensen dat niets om Wim had gegeven. De naastenliefde die hun heilige boek preekte legde het af tegen hun afschuw. In het begin hadden ze Wim nog proberen over te halen een andere weg te begaan. Ja, kiezen. Zo had de dominee die speciaal naar Buitenveldert was afgereisd het geformuleerd. Alsof er een keuze was geweest, dacht Bilal Annoush. Wim was gevoelig geweest voor wat de geestelijke hem had verteld, was zelfs gaan twijfelen. Hij had de zaak op scherp gezet: het was afscheid nemen van zijn geloof of van zijn relatie. Wim koos voor de liefde. En daarna verbraken zijn ouders het contact. Voor hen bestond hun zoon niet meer. Alleen met een broer had Wim nog af en toe contact gehad. Dat ze hem elke dag hadden vervloekt wist hij zeker. Als Wim hem nooit had ontmoet, dan was het allemaal anders gelopen. Dan was hij getrouwd, had een gezin gevormd en was niet van zijn geloof afgestapt. Hij was ervan overtuigd dat ze niet hun zoon, maar hem de schuld gaven van het zondige bestaan van Wim.

Het waren zijn vader, twee broers en een zus die voor de deur stonden. Ze droegen donkere kleding, wat hij het toppunt van hypocrisie vond. ‘Wat nou rouw! Ze hebben hem al jaren niet gezien,’ zei Bilal Annoush in zichzelf. Hij zag ze overleggen met elkaar. Ze belden nog een keer aan. En nog een keer. Toen er geen reactie kwam werd er op de deur gebonkt. Het hield niet op. Woedend en met veel kabaal deed hij het raam open. Ze keken opgeschrikt door het geluid omhoog. ‘Nooit hebben jullie om Wim gegeven en nu komen jullie zijn erfenis opeisen? Ga weg! Nooit zal ik opendoen. Jullie krijgen geen cent. Horen jullie mij? Niets. Nada. Noppes,’ schreeuwde hij hen toe. Het raam smeet hij met een klap dicht. Ze waren stil. Stonden nog even besluiteloos voor de deur. En waren toen teruggereden naar de gereformeerde Friese enclave Wouterswoude, de plek waar Wim 37 jaar geleden was geboren.

De volgende dag sloeg Bilal Annoush aan het opruimen. Het was zondag, de begrafenis was pas over drie dagen, maar hij was nu klaar met Wim. Natuurlijk had hij eerst intens verdriet gevoeld. Hij kon zich niet voorstellen dat hij ooit nog zoveel van iemand zou houden. Maar voor een ongeduldig iemand als hij, had het ziekbed te lang geduurd. Het was hem een raadsel waarom de doktoren niet al weken geleden zijn doodzieke partner een spuitje hadden gegeven. Dat had zoveel lijden bespaard.

Levi Serphos, zijn eigen minnaar, had zich nu bij hem gevoegd. Ondanks het leeftijdsverschil – hij was pas achttien jaar – vormden ze een goed koppel. Hij zou snel zijn intrek nemen in dit huis, dat op naam stond van Bilal Annoush. Alles wat aan Wim deed denken deden ze in verhuisdozen. Wat geen waarde had ging naar het Leger des Heils of de kringloopwinkel. Hij zou deze villa, die Wim als een museum voor moderne, minimalistische kunst had ingericht, onherkenbaar veranderen. De schilderijen, die hij vrijwel zonder uitzondering lelijk vond maar een vermogen waard waren, haalde hij eigenhandig van de muren. Het ging allemaal naar een depot. Al jaren geleden was de kunst overgedragen aan een stichting, zodat de erfgenamen er geen aanspraak op konden maken.

De dag na het overlijden van zijn partner keek Bilal Annoush positief naar de toekomst. Hij, negenentwintig jaar oud, kleinzoon van arme Indische rijstplukkers, op zijn negentiende vanuit India op een toeristenvisum naar Nederland gekomen en had zich voorgenomen het helemaal te gaan maken in dit land. Zonder Wim, zonder wie dan ook. Hij zou het dit keer helemaal alleen doen. Wie hem in de weg liep, zou hij laten zien dat je met een schorpioen – zijn sterrenbeeld – niet moet sollen. Alles voor succes.

Boeken van deze Auteur: