Zeemansavontuur leest als een trein
[Recensie] Leven op het land is niet weggelegd voor de veertienjarige Peter Hajo. De zee, dat is waar de jongen naar verlangt. Als schipper Bontekoe op een tjalk Hoorn binnen komt varen, biedt dat voor Hajo een kans om zijn saai leventje te ontvluchten. En die kans neemt hij! Voor hij het weet, reist hij met zijn onhandige maar hondstrouwe vriend Padde richting Texel, klaar om als bemanningslid van de Nieuw-Hoorn naar het Oosten te varen. Op dat moment heeft hij nog geen weet van het lot dat hen te wachten staat, want de Nieuw-Hoorn zal nooit in Oost-Indië aankomen…
Johan Fabricius’ De Scheepsjongens van Bontekoe geldt al bijna honderd jaar als een hoogtepunt van de Nederlandse jeugdliteratuur. De schrijver baseerde het op het eerste deel van het scheepsjournaal van de schipper uit de titel. De reden laat zich raden: de reis van de Nieuw-Hoorn verliep rampzalig, en eenmaal aangekomen op Sumatra waren Bontekoes problemen nog niet ten einde. Fabricius zag in het indrukwekkende relaas van de schipper de perfecte achtergrond voor een jongensboek.
En wie het in 1924 verschenen verhaal anno 2020 verslindt, zal meteen begrijpen waarom Hajo, Padde en hun nieuwe vriend Rolf – de pientere neef van Bontekoe – heftige explosies meemaken op zee (waargebeurd!). Ze moeten zich zien te verdedigen tegenover vijandig gezinde inheemse stammen (waargebeurd!). En ze weten zelfs een panter te overmeesteren, gedwongen als ze zijn om in de wildernis te moeten overleven (…oké, niet alles is waargebeurd). Qua spanning en sensatie kan De Scheepsjongens van Bontekoe zich meten met de beste bingewatchwaardige series die op de streamingdiensten te vinden zijn.
Ook vandaag de dag leest het boek nog steeds als een trein. Dat is, naast de ontegenzeggelijk spannende inhoud, grotendeels te danken aan Fabricius’ vlotte en filmische schrijfstijl. Zijn scènes ontvouwen zich direct en concreet. Er is weinig vet in de vorm van uitgebreide omschrijvingen of wijdlopige dialogen. En op gepaste momenten schakelt de schrijver over van de verleden naar de tegenwoordige tijd: de lezer maakt de actiescènes samen met zijn personages mee.
Daarnaast staan zijn personages – ondanks of juist dankzij hun archetypische kenmerken – vandaag de dag nog steeds overeind. Hajo is de naar avontuur snakkende tiener waar de lezer zichzelf op kan projecteren. Padde is de onhandige kluns waar je desondanks van houdt. Rolf is de ratio in tijden van nood. En de zeelui op de Nieuw-Hoorn zijn stuk voor stuk rauwe lui met sterke verhalen. Maar een speciale vermelding verdient de rijmende en vioolspelende koksmaat Harmen, wiens goedgeluimde karakter en niet aflatende moed keer op keer de show stelen. Zijn personage is zo beeldend geschreven, dat je hem met alle liefde zijn roekeloze gedrag vergeeft. En pesterige houding naar Padde toe, want, laten we eerlijk zijn, soms verdient die kluns het ook wel een beetje.
Tieners (en volwassenen!) die zich tijdens de Coronacrisis vervelen, doen er goed aan eens van achter het beeldscherm vandaan te komen en De Scheepsjongens van Bontekoe op te pakken. Want juist in deze tijden is Fabricius’ voorwoord “aan de Hollandse Jongens” meer dan ooit relevant:
“Het leven van een mán, jongens, gaat nooit zonder stormen voorbij. Hoe verder het land ligt dat je bezeilen wilt, hoe moeilijker en gevaarlijker de reis is. Verlaat je schip niet voor het onder je bezwijkt! Dan zal men later zeggen: ‘Hij voer door vele stormen, maar zijn reis werd een reis van Bontekoe!’”
—
Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles
Bazarow Populaire Fictie
Bazarow Literatuur & Non-fictie
Bazarow Kinderboeken