"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De Schotel (die kwam en ging)

Dinsdag, 27 september, 2022

Geschreven door: A.M. de Jong
Artikel door: Edwin Stok

Krachtige afsluiter van de A.M. De Jong Omnibus

[Recensie] Het boek De schotel (die kwam en ging), is het vierde en laatste boek in de A.M. de Jong Omnibus van 1955 en 1960; Een krachtige afsluiter door de inhoud, maar moeilijk leesbaar door het zwaar Brabantse dialect van de jaren 1930 waarmee dit boekwerkje De schotel van voor naar achteren mee gevuld is. En daarmee is meteen de meest logische lezersgroep bekend: Brabanders van de oudere generaties die het dialect net zo makkelijk lezen als een moderne tekst, en die ook de emotie achter het dialect kunnen plaatsen.

Een pleidooi voor het grote lezerspubliek
De schotel werd voor het eerst gepubliceerd in 1933, en kreeg daarna diverse herdrukken. Als ik Literair Nederland iets kon vragen, dan zou het zijn om de A.M. de Jong Omnibus uit 1960 te herzien door de delen met zwaar dialect te vervangen door wat we tegenwoordig ‘algemeen beschaafd Nederlands’ noemen. Begrijp me niet verkeerd. Ik pleit niet om al het dialect weg te halen. Alleen het zwaarste dialect. Want door een stukje van de Brabantse authenticiteit van deze boeken op te offeren, bereik je met de literaire werken van A.M. de Jong een veel groter lezerspubliek.

De ontdekking van de schotel
De schotel die kwam en ging speelt op twee locaties. Het Brabantse “achterland” en de stad Amsterdam. Alles draait in dit boek om een oud bord waarvan het glazuur vergeeld is, en de afbeeldingen heel specifiek zijn. Een sjacheraar die luistert naar de naam Gillis Franken, alias ‘De Klomp’ vanwege zijn misvormde voet, treft het bord aan op een boerenerf. Hij troggelt het bord af van de boer [baas De Neef] voor een daalder. In 1933, toen het boek verscheen, stond de uitdrukking “daalder” voor dertig stuivers, ofwel anderhalve gulden. De Klomp rekent zichzelf al rijk omdat hij dat bord meent te kunnen doorverkopen voor enkele volle guldens – in een tijd waarin een marge van vijf tot tien cent al veel was -. De Klomp weet op dat moment nog niet welk drama er gestart wordt.

Van het boerenland naar de stad Tilburg
Het bord komt in handen van winkeliers in een Brabantse stad waarvan de goed geïnformeerde lezer de stad Tilburg kan duiden, want de winkel is gelegen aan het Heuvelstraatje. En Tilburg heeft tot op de dag van vandaag een Heuvelstraat en een Heuvelplein. Een kenner tipt de winkeliers dat ze met het gekochte bord echt naar een museum in Amsterdam moeten gaan om het daar te laten schatten op waarde. Het bord is niet een beetje antiek maar heel antiek, van Spaans-Moorse makelij.
Een groot fortuin, een gruwelijke rijkdom. En De Klomp verpatste het voor acht guldens. Hij gaat helemaal over zijn toeren en bezweert de beide winkeliers in het Heuvelstraatje dat hij een deel van de opbrengst moet krijgen. Maar die willen daar niets van weten.

De reis van de schotel
Een week later reizen de beide winkeliers af naar Amsterdam, om het vergeelde bord te laten zien aan een museumdirecteur. De beste man is onder de indruk en onthult dat het bord wel zeshonderd jaren oud is en een geschatte waarde heeft van duizenden guldens. In die tijd was dat een godsvermogen – vergeef mij de uitdrukking dames en heren -. De winkeliers krijgen het advies om het bord via een tussenpersoon op een veiling te brengen.

Het drama compleet
Totaal beduusd en ondersteboven gaan de winkeliers eerst van een lunch genieten – met een stevige borrel – in het Mokumse deel van Amsterdam. Het zwaar antieke bord wordt op een stoel naast hen gelegd en de heren prijzen elkaar de hemel in om hun geweldige aankoop. Eer de lunch op is, is het bord verdwenen en ligt er een gewoon wit bord op de stoel. Zo een die destijds voor een habbekrats overal te koop was.

Nu is het de beurt aan de heertjes winkeliers om helemaal over de zeik te gaan, en Mokum zou Mokum niet zijn als dat niet tot een volksopstootje leidde. Na uren van vertraging door een proces-verbaal, klachtregistratie en getuigenverklaringen, reizen de heertjes terug naar het Brabantse. In hun ziedende woede dat een levensgroot fortuin hen ontstolen is, geven ze de schuld aan De Klomp die hen vast achterna gereisd is, of dat er iemand anders in opdracht van De Klomp de diefstal heeft gepleegd. Bij thuiskomst klagen zij De Klomp direct aan – zonder enig bewijs -.

Een onwaarschijnlijk en prachtig plot
De Klomp is echter onschuldig en gaat vrijuit. Maanden later treft De Klomp een bevriend echtpaar, Chiel alias De Prul en Mie Winters, die in een oude paard-met-wagen door het land trekken. En … zij hebben de Spaans Moorse schotel, maar zijn zich niets van de waarde en van het drama bewust. De Klomp beseft in een flits hoe slecht dit voor hen kan uitpakken. Zij kunnen opgepakt worden voor grootschalige diefstal en oplichting, en het Spaans Moorse bord heeft zoveel krantenkoppen gehaald dat ze het bord ook nergens meer kwijt kunnen zonder de politie op hun spoor te zetten. De Klomp neemt een rigoreus besluit, zonder het echtpaar in te lichten over het hoe en waarom van wat hij nu doet: Hij legt het bord op de grond, en stampt het in duizenden stukjes. Weg bord. Weg bewijs. Weg levensdrama. Weg enige kans om gruwelijk rijk te worden en aan de armoede te ontsnappen.

Het pleidooi van de recensent
Ware dit boek niet in zwaar Brabants dialect geschreven, dan had het heden ten dage niet onder hoeven doen voor een heuse Agatha Christie; De Schotel is een prachtige constructie met een onwaarschijnlijke plot.
En een pleidooi waardig, om de werken van auteur A.M. de Jong voor het brede publiek toegankelijk te maken door de dialectische taal iets op te poetsen. Het zou een verrijking zijn voor de Nederlandse Literatuur middels een ‘vernieuwde uitgave’.



Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow