"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De schrijver als hoofdpersoon

Donderdag, 17 november, 2016

Geschreven door: Cees Nooteboom
Artikel door: Sarah Verhasselt

Aangenaam toeven in de bibliotheek van Nooteboom

[Recensie] Cees Nooteboom is een van de weinige grote naoorlogse Nederlandstalige auteurs die nog actief is. In de Nederlandstalige literatuur kennen we hem vooral van zijn reisboeken, of zijn internationaal uitwaaierend proza, waarvan vele reizen recent nog gebundeld en heruitgegeven werden.

Ook dit boek valt onder die categorie. Het is een heruitgave van beschouwingen die we eerder aantroffen in Nootebooms hotel of als inleiding bij boeken van collega-auteurs. Desalniettemin bieden deze stukjes een mooie kijk op het literaire leven van Nooteboom over een tijdspanne van vijftig jaar. Zo is hij gefascineerd door Nederlandse schrijvers die – net als hijzelf overigens – een buitenlands tintje hebben door hun singulariteit: Slauerhoff, Hermans, Couperus, Lucebert.

Niet alleen vergelijkt hij de schrijvers onderling, hij plaatst ze ook in een internationaal kader. Vertalingen spelen daarbij een onmiskenbare rol. Het bleek bijvoorbeeld voor Hermans haast een literaire doodsteek te zijn dat hij zo weinig vertaald werd. Tegelijkertijd krijgen we een beeld van de persoonlijkheid van die schrijvers, waardoor sommige literatoren, al was het maar voor even, loskomen van hun geschriften.

Wie weinig belezen is, zal dit boek niet appreciëren. Nooteboom gaat vrij gedetailleerd in op bepaalde boeken en literaire opvattingen. Dat levert aan de ene kant unieke verhalen op: een gesprek met Claus in Kortrijk over Het verdriet van België, een discussie met Umberto Eco over De slinger van Foucault en ga zo maar door.

Aan de andere kant verliest de lezer zich soms in het literaire labyrint waarin Nooteboom zich meanderend voortbeweegt. Je kan nu eenmaal niet alles gelezen hebben wat Nooteboom onder ogen heeft gehad. Meestal stoort dat niet, maar soms wenste je toch dat je als twintiger dezelfde belezenheid had als deze ervaren schrijver.

Nooteboom is echter op z’n best in de essays waarin hij het over schrijven en lezen heeft: “Soms stel ik het me voor: iemand loopt mijn notitieboeken binnen, die plotseling niet meer van papier zijn maar eerder op een reusachtig, ongeorganiseerd labyrint lijken van elkaar kruisende gangen die op hele of halve pleinen uitkomen”. Het zijn duidelijk ook die stukjes die het meest passen bij de titel van dit werk.

Ook over het lezen van kranten en poëzie heeft hij treffende inzichten geformuleerd. In de actualiteit schuilt namelijk ook iets literairs: “Een Borgesiaans idee: als je van een bepaalde dag alle kranten van de wereld in één gigantisch boek zou verzamelen, zou je het dagboek van de wereld hebben”. Van deze tijdloze essays hadden we er meer willen lezen.

Tot slot is dit boek ook een soort autobiografie. Wie Nooteboom grondig leest of bestudeert, zal in dit werk een schat aan informatie vinden over zijn literaire invloeden, opvattingen en reizen. Echt persoonlijk wordt het echter nooit, het lijkt er veeleer op dat we een lange tijd vertoeven in Nootebooms bibliotheek. En daar is op zich niets mis mee.

Eerder verschenen op http://www.cuttingedge.be/