"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De seizoenen

Vrijdag, 13 juli, 2018

Geschreven door: Maurice Pons
Artikel door: Arnold Heumakers

Een wereld waaruit alle properheid verdwenen is

De nieuwe uitgave van Pons’ roman kwam er terecht: het is een sombere, maar heerlijk groteske allegorie over een schrijver die zijn jeugd in schoonheid wil veranderen. Hij belandt in een smerige, barre omgeving.

[Recensie] Na het lezen van De seizoenen van de Franse schrijver Maurice Pons (1927-2016) wil je maar één ding: zo snel mogelijk een douche nemen. Om al het vuil af te spoelen. Wat is dit toch een smerig boek, vol modder, drek, mest, pis, pus, etter, maden, rotting en andere derrie.

De schrijver heeft zich uitgeleefd in het bedenken van een wereld waaruit alle schoonheid en properheid zijn verdwenen. Geen wonder misschien als de seizoenen alleen uit herfst en winter bestaan. Eerst regent het zonder ophouden, dan bevriest alles en daarna valt er vele maanden achtereen sneeuw.

In deze barre wereld, gesitueerd in een door hoge bergen omgeven vallei en bewoond door een primitief en afgestompt volkje, arriveert de vreemdeling Siméon. Hij is op zoek naar een “enigszins leefbaar oord waar ik rustig kan schrijven”. Siméon is schrijver of liever wil dat worden, teneinde alle ellende van zijn jeugd op papier in schoonheid te veranderen en zo zichzelf te bevrijden. De regen maakt hem niets uit, afkomstig als hij is uit een ‘kamp’ in de woestijn, waar zijn zusje Enina door sinistere ‘hogepriesters’ werd doodgemarteld en hij zelf onder de hete zon in een ‘kooi’ zat. Veel meer komen we niet te weten, maar je snapt dat de nieuwe omgeving hem aanvankelijk niet afschrikt. En ook dat hij tegen een stootje kan.

Boekenkrant

Dat moet ook wel, want al bij zijn aankomst wordt Siméon door een dorpeling bekogeld met een keiharde schapenschedel, die hem de nagel van zijn grote teen kost als hij er tegenaan schopt. Later moet eerst de teen en vervolgens de halve voet worden geamputeerd. In de periode van de ‘blauwe vorst’ raakt zijn hand ontveld nadat deze is vastgevroren. Ook zijn geslachtsdeel moet eraan geloven, wanneer hij bij een van de vrouwen van het dorp een kind wil maken. Maar pas nadat twee ‘zwarte ruiters’ met blonde haren en blauwe ogen hem hebben verteld over de paradijselijke wereld aan de andere kant van de bergen, wil Siméon weer weg, onder het motto: “Als een wereld onbewoonbaar is, verlaat je die of je zoekt een andere.”

Bijna alle dorpelingen gaan met hem mee en een afgrijselijke tocht omhoog begint, waarvan de zinloosheid pas blijkt als ze boven op de bergpas op een andere stoet stuiten, die zich in tegengestelde richting beweegt. Ontsnappen, aan de hitte of aan de kou, het leidt allemaal tot niets.

De seizoenen, een volkomen terechte heruitgave van de uitstekende, oorspronkelijk in 2007 verschenen vertaling van Mirjam de Veth, is een sombere allegorie, als je let op wat er wordt verteld. Let je echter op de manier waarop dat gebeurt en op de vele absurde, groteske details (de eenogige, immer dronken kwakzalver Croll die Siméons rottende tenen laat oppeuzelen door een ezel, de kikker die tijdens de paring met de magere Clara zijn tanden zet in Siméons geslachtsdeel, de aan elefantiasis lijdende weduwe Ham die onder haar ijzeren korset een complete bestekbak verbergt), dan krijgt de aandoenlijk naïeve, vergeefs op bevrijding hopende schrijver Siméon alsnog een beetje gelijk. Dankzij de zwarte humor is deze o zo smerige roman ook zijn eigen douche.

Eerder verschenen in NRC Handelsblad


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

De seizoenen