"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De stilte van de muziek voor Bach

Donderdag, 10 november, 2022

Geschreven door: Liesbet Vereertbrugghen, Nicole van Opstal, Hendrik van den Abeele
Artikel door: Quis leget haec?

Muziek uit de middeleeuwen en de renaissance

[Recensie] De stilte van de muziek voor Bach van musicologe Liesbet Vereertbrugghen gaat over de muziek uit de middeleeuwen en de renaissance. De auteur bespreekt met co-auteurs Nicole van Opstal en Hendrik vanden Abeele zestig sleutelwerken uit die periode.

Het gaat om muziek van componisten als Guillaume Dufay, Johannes Ockeghem, Josquin des Prez, Orlandus Lassus, Clemens non Papa en nog talloze satelieten om hen heen. Er wordt nadrukkelijk de verbinding gezocht met het thema ‘stilte’ en als u bekend bent met deze muziek is dat een begrijpelijke keuze. De muziek van deze componisten wordt vaak geassocieerd met stilte en verstilling, met sereniteit en ingetogenheid.

In zes hoofdstukken worden zo de zestig stukken besproken en er wordt een uitgebreide Spotifylijst bijgeleverd zodat u de stukken ook direct kunt beluisteren. Een onmisbaar element bij dit boek. Ieder stuk wordt namelijk opgedeeld in een aantal secties en dat werkt prima. Dat gaat als volgt;

De eerste beluistering gaat over de eerste indruk. Wat hoort u en hoe komt het over? De tweede beluistering gaat wat dieper op het stuk in en vaak loont het inderdaad de moeite om een stuk tweemaal te beluisteren. Dan volgt vaak (niet altijd, soms ontbreekt dit of een andere sectie en soms is er een sectie dubbel) een stuk dat Naar de bron heet en dat gaat over de oorsprong van het werk. Vervolgens een kort stuk over de componist en enkele suggesties voor ander werk dat in het verlengde van dit stuk ligt. Dan volgen ook nog de gezongen teksten en bij deze muziek zijn die eigenlijk ook onmisbaar, omdat muziek en tekst vaak nauw met elkaar verbonden zijn.

Heaven

Luisterlijst
Nu heb ik redelijk wat van deze muziek beluisterd maar ik onderscheid nog steeds lastig een mis van Obrecht van die van Josquin des Prez dus nadere duiding is altijd welkom. Helpt dit boek daarbij? Zeer zeker, maar ik hinkte toch steeds een beetje op twee gedachten bij de vraag of dit nu een geslaagd boek is. Dat is het wel, maar er zijn wat kanttekeningen.

Ik werd een paar keer in verwarring gebracht door de luisterlijst. Die leek het boek chronologisch te volgen tot ik een stuk miste van Leoninus. Vervolgens stonden er luistericoontjes in het boek die veel verderop in de luisterlijst staan. Het is som wat puzzelen dus. Dat geldt ook voor de gebruikte termen. Er staat een verklarende woordenlijst achterin het boek maar daar staan lang niet alle termen in. Soms is een musicologische term cursief gedrukt en dacht ik hem achterin te vinden maar dat was niet altijd zo. Soms komen termen dus een beetje uit de lucht vallen;

Ciconia is een van de weinigen die de Noord-Italiaanse stijl weet te combineren met de Franse Ars Nova. Met hem gaat de Ars Nova over in de meer complexe Ars Subtilior-stijl.

Red-Bulletje
Als de Noord-Italiaanse stijl, Ars Nova en Ars Subtilior dan nergens worden toegelicht ontbreekt er iets. Ook wordt er soms iets te krampachtig naar populair taalgebruik gezocht (Een en ander klinkt alsof sommige van de heren wel eens een Red-Bulletje kunnen gebruken. Of een koffietje.) Dat hoeft voor mij niet, de informatie is boeiend genoeg zonder deze grollen.

Want dit zijn stukken waar het voor mij om draait en die het boek wel degelijk de moeite waard maken, zoals de toelichting bij het motet Bone pastor van Guillaume de Machaut bij de eerste beluistering;

Meteen bij het aanhoren van dit stuk valt mij op dat deze stemmen – vrouwenstemmen – in verschillende tempi zingen. Om precies te zijn: dat sommige stemmen uitdrukkelijk minder noten en langere noten zingen dan andere.

En bij de tweede beluistering (er zijn inmiddels stemsoorten bijgekomen):

De tenor heeft twee woorden te zingen, de motetus heeft er 63 te vertolken, en de triplum moet er 124 over de tong zien te krijgen. Meteen valt op dat de bovenstem (net niet) dubbel zoveel woorden uitspreekt als de middenstem. In procenten uitgedrukt: waar de onderstem één procentje van het totaal aantal woorden heeft te zingen…moet de middenstem 33 procent voor haar rekening nemen, en de topstem 66 procent…het bevestigt wat in de meeste motetten van de veertiende eeuw te zien is: een traag verlopende onderstem…met daarboven stemmen die meer te zingen hebben naarmate je hoger in het register opklimt.

Met de muziek erbij is dat prima te volgen en zo zijn er veel meer beschouwingen in het boek die het dan toch erg de moeite waard maken. De biografische gegevens zijn redelijk summier en laten soms wat te wensen over. Als je een mooi verhaal vertelt over de achternaam van Adriaan Willaert dan verdient de achternaam van Jacobus Clemens non Papa ook minstens zo’n verhaal. Toch leert u in kort bestek veel bij, zoals waarom het motet Super flumina Babylonis nooit compleet wordt gespeeld. Het is de horrorpsalm, waaruit om moverende redenen het deel ‘Welzalig is hij die kleine kinderen grijpt en tegen de rots verpletteren zal’ wordt weggelaten. Dat dit motet enig raakvlak met de popgroep Boney M heeft zal u wellicht minder verbazen.

Orlandus Lassus
Verder valt er ondanks die kanttekeningen veel te ontdekken. Het beeldend verklankte La Guerre van Clement Jannequin, het prachtige contrast van een liefdesliedje van Orlandus Lassus ten opzichte van een boetespalm van zijn hand, het schitterende madrigaal Guinte alla tomba van Giaches de Wert over Tancredi die zijn geliefde onbedoeld doodt, het lijflied van de kruisvaarders over de broosheid van het leven in het motet Media vita in morte sumus van Nicholas Gombert en het prachtige saluut aan de bewonderde collega’s door Loyset Compère in het motet Omnium bonorum plena.

Tenslotte wordt door de auteur nog teruggekomen op het begrip ‘stilte’. Ze haalt dirigent Paul van Nevel aan die een bekend vertolker is van deze muziek. Hij stelt in zijn boek ‘Het landschap van de polyfonisten’ (dat helaas niet meer verkrijgbaar is maar dat ik koppig blijf zoeken) dat

De weinige omgevingsgeluiden destijds bepaalden wat polyfonisten als zacht, luid en rustig ervaarden en ook hoe ze het tempo aanvoelden. ‘De Franco-Flamands zongen in een tijd toen stilte en rust veel intenser en vanzelfsprekender waren dan in de eeuwen erna.(…) De invloed van de rust in beeld en klank die polyfonisten tijdens hun kindertijd en als volwassenen ervaarden, is niet te onderschatten.’

Met dat in het achterhoofd biedt het boek dus veel moois en een goed vertrekpunt om meer te gaan beluisteren.

Eerder verschenen op Quis leget haec?