"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De Strafkolonie

Dinsdag, 31 juli, 2018

Geschreven door: Wil Schackmann
Artikel door: Jannie Trouwborst

Sluitstuk van vierdelige serie over de Maatschappij van Weldadigheid

[Recensie] Tweehonderd jaar geleden, in maart 1818, richt de sociaal bewogen generaal Johannes van den Bosch de Maatschappij van Weldadigheid op. De Nederlanden zijn berooid achtergebleven na het vertrek van Napoleon. Het grootste deel van met name de stedelijke bevolking leeft in uitzichtloze armoede. Van den Bosch heeft een even ambitieus als ongewoon plan om deze ellende te bestrijden. Als hij dat voorlegt aan Koning Willem I krijgt hij carte blanche om middels het aanbieden van werk, onderdak, scholing en zorg in nieuw op te richten landbouwkoloniën de stedelijke paupers perspectief op een beter bestaan te bieden. Er wordt gestart met een proefkolonie in Zuidwest-Drenthe, uitbreiding volgt al snel.

De nieuw opgerichte leefgemeenschap kent haar eigen voorzieningen, zoals leerplicht vanaf 6 jaar (1819) en een verplicht ziekenfonds (1827), voor die tijd heel bijzonder. En al verloopt aanvankelijk niet alles zo als gehoopt, toch wordt Van den Bosch inmiddels beschouwd als een visionair. In Nederland vormen zijn ideeën de basis voor onze huidige verzorgingsstaat. Zijn concept vond internationale navolging.

De Strafkolonie

De Strafkolonie vormt het sluitstuk van een 4-delige serie over de instellingen van de Maatschappij. Eerder verschenen van de hand van Wil Schackmann De proefkolonie (2006), De bedelaarskolonie (2013) en De kinderkolonie (2016). Voor een eerder artikel over deze drie boeken klik hier.

Heaven

Bij het beschrijven van de instellingen van de Maatschappij moet onderscheid gemaakt worden tussen de zgn. Vrije koloniën (Frederiksoord, Wilhelminaoord en Willemsoord) en de Gestichten (Ommerschans en Veenhuizen). In principe waren de kolonisten (anders dan de bedelaars en de wezen) vrije mensen. Ze kwamen vrijwillig na uitgekozen te zijn door instellingen in hun gemeente. Maar bij de aanvaarding van hun volledig ingerichte koloniehuisje met een stukje land en de verplicht te dragen kleding, tekenden ze een contract waarin stond dat alles terugbetaald moest worden via de verdiensten op het land of in bijvoorbeeld de weverij.

Hoewel het de bedoeling was dat de Vrije koloniën zichzelf konden bedruipen, werd al snel duidelijk dat dat niet ging lukken. Om aan voldoende inkomsten te komen sloot de Maatschappij contracten af met gemeenten om tegen betaling bedelaars en landlopers en later ook wezen op te vangen in de Gestichten Ommerschans en Veenhuizen. De bedelaars en de wezen zaten opgesloten en konden niet zelf bepalen wanneer ze weer vertrokken. Voor hen gold een gevangenisregiem.

Verzedelijking en beschaven

De ondertitel van het boek luidt: Verzedelijken en beschaven in de Koloniën van Weldadigheid, 1818-1859. Dat wezen opgevoed moesten worden en dat van bedelaars en dronkaards niet zonder straf en begeleiding betere mensen gemaakt konden worden, lag voor de hand. Dat echter niet alle ‘vrije kolonisten’ zich dankbaar, gehoorzaam en welwillend op wilden stellen, was een verrassing en een tegenvaller voor Van den Bosch. Bovendien viel ook het drankmisbruik, de onzedelijkheid en criminaliteit hem tegen. Hij ziet zich genoodzaakt tot controle en het opstellen van reglementen (die soms wel heel ver gaan en ingrijpen op elke vorm van privacy) en het instellen van instituten die bij overtreding van de reglementen straf op kunnen leggen.

Maar ook voor belonen is plaats: wie zich als een voorbeeldige kolonist gedraagt kan opklimmen tot hoevenaar: een vrije boer op een grotere hoeve of toetreden tot het personeel van de Maatschappij, in de bewaking of als boekhouder of onderwijzer bijvoorbeeld.

Verbanning naar de Strafkolonie

De kolonisten konden veroordeeld worden tot een paar dagen opsluiting, inhouding van voedsel of betalen van een boete. Maar voor ernstiger vergrijpen zijn andere maatregelen nodig. Dat wordt verbanning uit de kolonie en plaatsing in de Strafkolonie, eerst in Ommerschans, later ook in Veenhuizen. Hoewel ze in dezelfde gebouwen verblijven, waakt men er wel voor dat de kolonisten niet in aanraking komen met de bedelaars en landlopers. Eenmaal per jaar wordt gekeken hoe de veroordeelden zich gedragen hebben en of terugkeer naar de kolonie mogelijk is. Voor sommigen is dat na een jaar, voor anderen pas na 14 jaar. En er moet daar net zo hard gewerkt worden als in de koloniedorpen, zo niet harder.

Het valt op dat het regiem in de Vrije Koloniën steeds strenger wordt en dat het tuchtrecht op een onrechtvaardige manier wordt toegepast: verzachtende omstandigheden worden niet meegewogen en er is duidelijk sprake van ‘klassenjustitie’. Bovendien onttrekt de koloniale rechtspraak zich aan de van overheidswege geldende wetten en regels. Schackmann geeft tal van schrijnende voorbeelden van onrechtvaardige en kille veroordelingen die niet voldoen aan de basis van de rechtspraak: bewijs van schuld.

Wat iedereen allang zag aankomen, gebeurt: in 1859 gaat de Maatschappij failliet. De overheid grijpt in omdat ze geregeld veel moet bijpassen. Het Rijk neemt de Gestichten Ommerschans en Veenhuizen over. Ommerschans wordt in 1890 gesloten en Veenhuizen wordt omgevormd tot gevangenis.

De Maatschappij houdt haar Vrije Koloniën over. Maar zit nu wel met een probleem: onwillige kolonisten naar de Strafkolonie sturen is niet langer mogelijk. Aanvankelijk gaat men nog wel achter weglopers aan, maar geeft het uiteindelijk op. Zodat er tenslotte in de Vrije koloniën vooral mensen wonen die daar willen blijven en hun inkomen er kunnen verdienen.

Het resultaat

Is het beschavingsoffensief uiteindelijk geslaagd? Gezegd moet worden dat de meeste kolonisten zich redelijk goed gedroegen, dat velen eieren voor hun geld kozen, maar dat er toch ook een deel overbleef dat onverbeterlijk was. Leven in een kolonie was ook niet gemakkelijk, maar wie uiteindelijk zijn schuld afbetaalde en echt vrij was om te boeren in zijn koloniewoning of hoeve of een baantje bij de Maatschappij te vinden kon tevreden zijn met de gekregen kans. Nazaten daarvan wonen en werken vaak nog steeds in deze omgeving.

Een levendig beeld

Net als in zijn andere boeken, beschrijft Schackmann uitgebreid de lotgevallen van specifieke koloniebewoners. Waartoe werden ze veroordeeld? Wat deden ze fout? Konden ze zich wel verweren? In hoeverre was er sprake van een rechtvaardige rechtspraak? Verzachtende omstandigheden, waarom telden die zelden mee? Hoe schrijnend zijn de verhalen van hele gezinnen die voor onbepaalde tijd naar de strafkolonie worden gestuurd, omdat vader iets fout heeft gedaan. En al komt de hele formele geschiedenis van de strafkolonie nauwkeurig aan bod, wat zich daar heeft afgespeeld op individueel niveau begrijp je pas echt via de levensverhalen van de bewoners. Je zou zeggen dat er in het uitgebreide archief van de Maatschappij voldoende voorhanden is om over enkele van hen een boeiende historische roman te schrijven. De meeste romans die tot nog toe over de bewoners van de instellingen van de Maatschappij geschreven zijn, gaan alleen over de periode na 1859 en over Veenhuizen.

Hiermee sluit Wil Schackmann zijn non-fictie serie over de koloniën en instellingen van de Maatschappij af. Wie geïnteresseerd is in de geschiedenis van Veenhuizen (dat nog altijd als gevangenis bestaat), vooral na de overname van de Gestichten door het Rijk, kan terecht bij Jan Libbenga. Hij schreef er een apart boek over: Paupers en boeven, 200 jaar Veenhuizen. Met veel aandacht voor de ontwikkeling van het Gevangeniswezen tot aan de dag van vandaag.

De vier boeken van Wil Schackman beschrijven op fascinerende wijze een belangrijke periode van onze geschiedenis. Waarvan nog voldoende over is om er een aanvraag voor in te dienen bij de Unesco om erkend te worden als Werelderfgoed. Dit jaar lukte dat net niet, maar met wat aanwijzingen van de jury moet het volgend jaar lukken! Alle tijd om je vast in te lezen.

Eerder verschenen op Mijn boekenkast

Boeken van deze Auteur: