"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De tedere onverschilligen

Dinsdag, 14 mei, 2013

Geschreven door: Oscar van den Boogaard
Artikel door: Lucas van der Deijl

Een cynische ode aan onverschilligheid

Een docent Frans zoent met een leerling en raakt daardoor zijn minnares (tevens moeder van die leerling), zijn baan en zijn vriendin kwijt. In zijn veertiende boek blaast Oscar van den Boogaard in minder dan twintig pagina’s het leven van zijn hoofdpersoon op, wiens naam – Albert – slechts eenmaal in de roman genoemd wordt. Deze ik-figuur ontvlucht zijn misère en gaat op reis naar Napels. Het zuiden vrijwaart hem van alle zorgen en verantwoordelijkheden. Met de Italiaan Dario bouwt hij een eigenaardige vriendschap op in een paradijselijke en soms surrealistische omgeving. Ze zijn onverschilligen, tegenover de wereld en tegenover elkaar, maar wel ‘tedere’ onverschilligen. Want hoewel beiden zich nauwelijks in de ander interesseren, lijken ze van elkaar te houden. Punten voor de titel.

‘Maar om gelukkig te zijn, moet men zich niet te veel met anderen bezig houden.’ Het motto is van Albert Camus. Dankt de ik-figuur zijn naam aan de bekende existentialist? In ieder geval verhief hij diens woorden tot doctrine. De tedere onverschilligen is een psychologische roman over een ontaarde ik-figuur die besluit zich niets meer aan te trekken van anderen. Zijn onverschilligheid ontstaat zowel uit rancune als uit onvermogen anders te reageren op iedereen die hem verlaat. Steeds weer lezen we over de moeizame relatie met zijn ouders in het verleden. Dat ging zo ver dat hij een vervanging voor zijn vader en moeder zocht in respectievelijk een bevriende hoogleraar en zijn onderbuurvrouw Ada. De ik-figuur weigert uiteindelijk zelfs naar de begrafenis van zijn vader te komen. Onbewust duidt hij zijn complex aan de hand van een sociaal experiment met apen. Die zitten immers vaak wat eenvoudiger in elkaar dan mensen:

‘De aapjes die in de lege kooien opgroeiden, gescheiden van hun moeders, waren zeer teruggetrokken en geremd. Ze speelden niet en keken doodsbenauwd uit hun ogen. En toen ze volwassen waren konden ze sociaal niet functioneren.’

In Napels vindt hij een gelijke ziel in Dario, die hem herbergt na een overval waarbij hem – symbolisch – het horloge van zijn vader wordt afgenomen. Sindsdien leiden ze samen een onverschillig leventje, afgezonderd van de wereld. Eigenhandig vangen ze octopussen, doen ze boodschappen in de buurt en drinken uitsluitend wijn uit de eigen streek. Dario stelt de ik-figuur tot diens irritatie geen enkele vraag, en toch groeit er een bijna amoureuze vriendschap tussen de twee. Dario mag Alberts snorretje bijscheren, iets wat voorheen alleen zijn vriendinnen deden. Het geslacht of de identiteit van Dario lijkt er niet meer toe te doen voor de ik-figuur en ook diens desinteresse neemt hij op de koop toe. Eindelijk heeft hij iemand om wie hij echt geeft, misschien tegen beter weten in: ‘Terwijl ik naar hem kijk in het roodachtige neonlicht van een buitenreclame, zie ik een man in hem, en een vrouw, maar bovenal een wezen.’ Hierin toont Van den Boogaard zich een meester: hij heeft gevoel voor de menselijke relaties en boetseert het karakter van zijn personage minutieus.

Boekenkrant

Oproep tot verschilligheid

Het verhaal raakt uit balans wanneer het tweetal zomaar meerdere lijken aantreft in een ‘spelonk’. Hun onverschilligheid neemt surrealistische proporties aan wanneer ze de lichamen gewoon laten liggen. Ook een plotselinge vechtpartij tussen de ik-figuur en een vriend van Dario is nogal willekeurig, zeker nadat iedereen het voorval straal lijkt te negeren. Merkwaardig is bovendien de scène waarin Dario quasi-ernstig en voor de lol liegt dat hij nog maar drie maanden te leven heeft, tot grote schrik van Albert. Jammer.

Oscar van den Boogaard creëert in De tedere onverschilligen een grillig paradijs en een mooi, ultiem ontwricht personage dat daarin zijn toevlucht zoekt. De roman ontspoort op sommige plekken en weet in stijl niet echt te verrassen. Niettemin brengt Van den Boogaard een mooie ode aan de onverschilligheid en doet hij misschien tegelijkertijd een oproep tot verschilligheid. Á la de VARA-slogan: ‘wees verschillig’. In dat geval wordt het motto van Camus ineens cynisch. Ongelukkig is hij die zich niet bezighoudt met andere mensen.


Eerder verschenen op Recensieweb


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

Bruno's optimisme

De heerlijkheid van Julia

Dentz