"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De tuin in Biak

Vrijdag, 17 april, 2015

Geschreven door: Ad ten Bosch
Artikel door: Pim Seelen

Opmars van de kabbelliteratuur

Op een druilerige lentemiddag filosofeer ik over De tuin in Biak van Ad ten Bosch. Ik heb de eerste verhalenbundel van deze uitgever, boekhandelaar én schrijver van vijf romans zojuist dichtgeklapt. Uit de boxen van mijn laptop sijpelt een melodie van Air Supply: ‘Oh baby those memories come crashing through’. En ik realiseer me dat dit soft-rock duo de stijl van Ten Bosch perfect illustreert: tien kabbelende verhalen die met elkaar verbonden zijn door hun melancholische toonzetting. Maar vanwaar Ad, vanwaar al die weemoed?

Geen vrolijke boel

Een man die een overleden vriend herdenkt, een trucker met heimwee, een ex-soldaat die terugkeert naar een voormalig slagveld: er wordt veel gepeinsd, teruggekeken en overdacht in De tuin in Biak. Ten Bosch schrijft over mannen van middelbare leeftijd. Zijn personages zijn vereenzaamde piekeraars, dagdromers en einzelgängers. Onmachtige lieden die weinig verandering kunnen aanbrengen in een vluchtig veranderende maatschappij. Binnensmonds wordt er heel wat gemopperd en gezanikt, onder het credo: vroeger was alles beter.

‘Meestal hang ik een uurtje aan de bar en luister naar muziek uit mijn jeugd. De cafés die ik doorgaans bezoek, zijn op dat tijdstip volgelopen met jong volk dat iets anders wil horen dan ik, en naar iets anders wil kijken dan naar mij, al trek ik me daar over het algemeen weinig van aan.’

Niet alleen de personages komen zeurderig over; ook de weersbeschrijvingen zijn soms overdreven treurig: ‘nog even en de oranje zon woei als een strandbal van de wereld af.’ Die somberheid verbetert de leeservaring niet. Toch doe ik Ten Bosch tekort als ik zijn bundel nu bestempel als enkel klaagzang of oudemannengezeur.

Geschiedenis Magazine

Genoeg gemekkerd

Toegegeven: niet alle verhalen in De tuin van Biak spreken mij aan. Maar ondanks de vaak depressieve toon, schrijft de auteur ook poëtisch. Dat heet: op zijn eigen robuuste, mannelijke manier. ‘Up North’ is een exemplarisch verhaal binnen de bundel. Het gaat over een trucker in Alaska die heimwee krijgt naar Nederland. Ten Bosch – zelf ooit vrachtwagenchauffeur – beeldt het isolement van een leven op de weg uit. Die eenzaamheid versterkt hij met een bijpassend decor: ‘Op deze immense vlakte bleef een oog aan weinig haken; struiken door de wind vervormd, een verroest reclamebord, een vervallen huis.’ Ook met subtiele details toont hij het leven in een cabine: ‘Er was nauwelijks verkeer. “You’ve Got a Friend” op de radio.’

De trucker rijdt dag en nacht door, wat mooie observaties oplevert: ‘Het licht van zijn koplampen reflecteerde in ogen van reeën, wolven, elanden of wat zich aan gedierte in de lage begroeiing schuilhield, het wemelde van ovale poeltjes.’

Kabbel, kabbel

Ondanks dat dit personage vierentwintig pagina’s lang on the road is, maakt hij niet bijster veel mee. In het begin dimt de chauffeur zijn lichten en kijkt hij op de meterteller, aan het eind staart hij naar zijn wissers: ‘Ze hielden de ruit amper schoon’. Onderweg bezoekt hij nog een motel en een tankstation, maar dat is het wel. Ook in de andere verhalen ben je bij het slot eigenlijk geen stap verder dan bij de openingszin. Verhalen die in gemoedelijk tempo kabbelen, maar zich nooit ontpoppen tot een onrustige zee. Dat ergert echter nauwelijks. Althans bij Ten Bosch: zijn weinig plot-gedreven vertellingen voelen vaak levensecht aan. Ze benaderen sfeertekeningen.

Zo af en toe kan ik genieten van de weemoed van Air Supply. Maar na een uurtje ben ik die overkill aan melancholie weer zat. Met datzelfde gevoel denk ik nu terug aan De tuin in Biak, waarin zowel de treurige setting als de soms zeurderige personages het prettig doorlezen verhinderen. Dit is een bundel waar je zo nu en dan één verhaal uit moet lezen. Laat de melancholie op je inwerken, maar schuif het boek ondertussen een tijdje de kast in. De zéér bescheiden Ad ten Bosch – die ooit in een interview aangaf al tevreden te zijn met slechts twintig lezers – verdient het als ambassadeur van de kabbelliteratuur wel om meer gelezen te worden. Want wie voorbij zijn droefgeestige stijl kijkt, heeft nog genoeg om van te genieten.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

De IJssel stroomt feller dan de Amstel

De tuin in Biak

In Florence