"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De tuinen van Buitenzorg

Dinsdag, 27 april, 2021

Geschreven door: Jan Brokken
Artikel door: Annette Wierper

Het onmogelijke verlangen naar voorbij

[Recensie] Jan Brokken schreef een liefdevolle herinnering aan zijn moeder, zonder de oorspronkelijke ervaring met haar zelf beleefd te hebben. De tuinen van Buitenzorg is een gelaagd boek over een periode in het leven van zijn moeder waaraan hij nooit heeft deelgenomen: haar leven als vrouw van een zendingspredikant op Celebes. Dankzij haar brieven die ze aan haar zuster schreef kon hij zich een beeld vormen van de persoon die zijn moeder was voordat hij haar kende.

Brokkens ouders Han en Olga werkten en leefden veertien jaar in Nederlands- Indië. Het eerste halfjaar verbleven zij in Batavia en Buitenzorg waar Han – die theologie met specialisatie de islam had gestudeerd in Leiden – zich voorbereidde op zijn toekomstige taak: ‘beschaving’ brengen aan de inlanders en het doen van wetenschappelijk onderzoek naar een islamitische bekeringsbeweging op Saleier, een minuscuul eiland ten zuiden van Celebes. Aan de Hoogere Theologische School in Buitenzorg en aan de universiteit van Batavia spijkerde hij gedurende enkele maanden zijn kennis bij. Na dat halfjaar verhuisden ze naar de hoofdstad van Celebes, Makassar. Daarvandaan vertrok Han geregeld naar Saleier ten behoeve van zijn opdracht. Gewapend met een forse dosis idealisme en optimisme vulde Olga de eenzame uren met pianolessen en taallessen en probeerde ze te integreren in de Makassaarse samenleving. Ze stortte zich niet alleen op het leren van de oorspronkelijke talen van Celebes, het Makassaars en het Boeginees in woord en geschrift. Haar leermeester was professor Cense, het “type taalgeleerde van wie ik me afvraag of dat tegenwoordig nog voorkomt”, schrijft Brokken. De taallessen resulteerden -weliswaar jaren na de oorlog – in het bescheiden Makassaars-Nederlands Woordenboek van Cense, waaraan Olga zeker een substantiële bijdrage moet hebben geleverd. Dankzij haar contact met Cense en diens taallessen kon ze Han ondersteunen bij zijn onderzoeksopdracht, waarin hij gaandeweg steeds minder fiducie kreeg. “Ik heb het voorrecht in te zien dat mijn geloof armzaliger is vergeleken bij wat Mohammedanen aan geloof bezitten,” schrijft hij aan zijn vriend Chiel. “Ik voel me als iemand niets aan te bieden heeft.”

Momenten van geluk

Uit Olga’s eerste brieven aan haar zus Nora springt een open, positieve houding ten aanzien van de dingen die komen gaan in het oog. Ze ziet het nieuwe leven als “fris, nieuw en verleidelijk” en gaat ervan uit dat het altijd zo zal blijven. Dat is helaas niet zo. Na geruime tijd een periode van “aaneengeschakelde momenten van geluk” te hebben ervaren kantelt het beeld. De opdracht valt Han zwaarder dan hij had voorzien, het kost hem moeite niet verstrikt te raken in de netten die de charismatische leider van de islamitische bekeringsbeweging om hem heen spint en hij betwijfelt of hij de juiste persoon is om de Inlander “beschaving bij te brengen. Zijn opdrachtgevers – het Gouvernement en het bestuur van de Indonesische Protestantse Kerk – hebben twijfels over zijn onafhankelijkheid en schuiven in 1937 het project, waarin begrepen het bouwen van een kerk, vier scholen en een huis op Saleier voor Han en Olga, op de lange baan. Hun eerste kind – een meisje – overlijdt kort na de geboorte. In 1939 en 1940 worden de zonen Boris en Michiel geboren. Door de veranderende politieke situatie staat het briefverkeer nagenoeg stil en horen de grootouders pas in 1946 dat ze een tweede kleinzoon hebben. Uiteindelijk wordt Han in 1942 gemobiliseerd omdat hij van alle zendingspredikanten de enige is die het gebied kent en de taal een beetje machtig is. Hijzelf wordt gevangengezet, Olga belandt met de kinderen in een Japans interneringskamp. In 1945 komen ze vrij. Met de belofte van het kerkbestuur dat ze terug kunnen keren gaan ze – noodgedwongen – met verlof naar Nederland. “De eerste brief die hij in Nederland ontving was zijn ontslagbrief,” schrijft Brokken.

Ons Amsterdam

Nog altijd op zoek naar zijn moeder

Jan Brokken krijgt van Olga’s zus Nora twee jaar na de dood van zijn vader – zijn moeder was vijf jaar eerder overleden – een stapeltje brieven. Nora had “lang geaarzeld” uit respect voor haar zus maar had uiteindelijk beseft dat weggooien geen optie was. Omdat het anders net lijkt “alsof ze niet heeft bestaan” en omdat “jij nog altijd op zoek bent naar je moeder.” Brokken zag in de brieven de jonge vrouw voor zich die zijn moeder zou worden, “wandelend in de tuinen onder een witte parasol en een hoed van gaas met brede randen die haar zowel tegen de zon als tegen de muggen beschermde.” Het idyllische plaatje strookte niet met het beeld van haar dat hij wel kende: een keurige domineesvrouw in Rhoon waar ze leed onder “het onmogelijke verlangen naar wat voorbij was.” Brokken reisde zelf in 1979 en 1991 door Indonesië waarbij hij ook Celebes -toen Sulawesi – bezocht. In zijn boek heeft hij dat verlangen een gezicht gegeven.

Jan Brokken weet als geen ander fijne draden te weven tussen tekst en context. De Indische belevenissen van zijn ouders, de hen omringende geschiedenissen en zijn eigen interesses lopen in De tuinen van Buitenzorg op vanzelfsprekende wijze door elkaar heen. Zo werd Brokken ooit getroffen door een pianostuk dat hij bij toeval op de radio hoorde. Het stuk, De Tuinen van Buitenzorg, was van de hand van de Joodse componist Leopold Godowsky, die, geïnspireerd door een bezoek aan de tuinen van Buitenzorg, de Java Suite componeerde, veertien stukken voor piano, waarin hij de mysterieuze klanken en motieven van de gamelanmuziek op miraculeuze wijze wist te vangen. Brokken neemt in zijn boek veel ruimte voor muziek, ook in het Indische leven van zijn moeder een voorname factor. Een andere gezamenlijke liefde is die voor de overweldigende natuur van de archipel, volgens Olga een droom van een “onbeschrijfelijke pracht” en als “de schepping, zoals ze door God is bedoeld.” Brokken trakteert de lezer op een uitgebreid exposé over de beroemde plantentuin van Buitenzorg en levert veel lezenswaardigs over de politieke en spirituele strijd van de aristocratische elite op Celebes in de nadagen van het koloniale bewind. De schrijver weet daarbij op gepaste afstand te blijven van een oordeel over een beladen periode in onze nationale geschiedenis.

Hoewel De tuinen van Buitenzorg als uitgangspunt is genomen voor het exploreren van de petite histoire van zijn moeder heeft ook de grande histoire alle ruimte gekregen in een, in meerdere opzichten, indrukwekkend en onderhoudend boek. Met dit liefdevolle portret completeerde hij het beeld dat hij van zijn moeder had en begreep hij waarom dat nodig was. “Als je niet weet wie je moeder is geworden, weet je uiteindelijk weinig over jezelf.”

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles