"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De vadsige koningen

Dinsdag, 8 december, 2020

Geschreven door: Hugo Raes
Artikel door: Jan Stoel

Zijn wij ‘vadsige koningen’?

[Recensie] Misschien kent u dat gevoel wel: je kunt niet slapen, je begint te piekeren over van alles en nog wat. In je gedachten popt vanalles op, vaak zonder enige structuur, soms zijn het flarden van herinneringen, dan weer denk je aan hoe de wereld in elkaar zit en hoe het beter kan. Misschien word je wel een beetje moedeloos. Dat is wat de dertigjarige Herman, het hoofdpersonage uit De vadsige koningen van Hugo Raes (1929-2013), overkomt. Hij is om half twaalf wakker geschrokken, in de nacht van 7 op 8 mei. Het is klam. Herman leeft een vreugdeloos bestaan bij de vertaaldienst van het ministerie. Hij voelt zich gevangen in de tijd, in de maatschappij, wil vrij zijn. “Ik sterf. Ik ben moe en leeg.”

Na De Poort van Soseki Natsume en De kleur uit de ruimte van H.P. Lovecraft is uitgeverij Karakters met haar derde publicatie, De vadsige koningen van Hugo Raes (1929-2013) dit keer dichter bij huis gebleven. Deze uitgeverij wil schrijvers die wegglijden in de tijd opnieuw onder de aandacht brengen. Deze debuutroman van Raes verscheen in 1961 en wordt beschouwd als een experimentele roman. De roman sprankelt nog steeds, dwingt je tijd te nemen hem te lezen, geeft een prachtig tijdsbeeld, én nog steeds actueel. Het is genieten van de Raes’ taal en het ritme van het boek. Aan het begin van de roman als Herman op zijn rug naar de sterrenhemel kijkt zegt hij: “Ik zintuig, neem de omgeving op, absorbeer even een ander rijk.” Raes schrijft associatief: het ene beeld roept het andere op, het ene woord het andere. De auteur springt voortdurend door de tijd. De vadsige koningen werd gezien als hét boek van de naoorlogse generatie, die op zoek is naar zichzelf, zich wil ontworstelen aan de vaste structuren. Het schetst een generatie die zich nutteloos voelt, maar van alles wil. In de wereld is er een groep die rijkdom kent en vrij is én een groep die het moeilijk heeft. Deze laatste groep zal steeds sterker worden en ‘overwinnen.’

“Wij zijn de nieuwe vadsige koningen. Wij missen hun dynamiek en levenskracht, hun nieuw-zijn.”

Het verhaal wordt verteld vanuit het ik-perspectief van Herman die in een monoloogvorm zijn gedachten en gevoelens over elkaar heen laat buitelen. Herman is getrouwd met Deborah en samen hebben ze twee kinderen Erik, die vier / vijf jaar oud is en Brigitte die wat jonger is. Herman is pessimistisch over het leven:

Kookboeken Nieuws

“Wij zijn de generatie van de vermoeiden. Ondanks de vermoeidheid willen wij zo hard mogelijk leven. Wij zullen er vroeg aan sterven.”

Hij heeft een hekel aan de tredmolen van alle dag: “Mensen die hun hele leven lang zich de kloten van het lijf laten trekken, zich hun hele leven lang laten castreren, en dan nog (pijnlijk) lachen. Dankbaar zijn dat zij deel uitmaken van de beschaving, mogen genieten van de eeuwige waarden. En de motor moet altijd maar draaien, draaien. (…) Het leven is een ijverbeschaving, een zinloze koortsige jacht.” In zijn kinderen ziet hij een doel van zijn leven: “Het is in het kind-zijn dat het volle en oprechte leven nog mogelijk is”.

Thema’s die steeds terugkeren zijn angst voor de waanzin van alledag, verval, dood, het nutteloze van alles, het doorbreken van taboes, de eigen onmacht en eenzaamheid, kritiek op de moraal van de maatschappij, opstandigheid tegen het onrecht in de wereld. “Soms als ik in het donker lig te denken aan alles, krijg ik angst. Angst omdat ik jullie liefheb.”

Personages in het boek zijn vaak gestoeld op de werkelijkheid. Raes had bijvoorbeeld twee kinderen, en net zoals in het boek trad er in het huwelijk van Raes ook verwijdering van zijn vrouw op. Raes gebruikt allerlei historische elementen, zoals ‘Belgenland’ (in 1923 een van de meest luxueuze passagiersschepen van de Red Star Line), de twee wereldoorlogen, de sadistische moorden van Harvey Glatman, de uitbuiting van de derde wereldlanden en de machteloosheid van die landen, de aanklacht tegen het kolonialisme.

Raes maakt duidelijk dat we leven in een morbide wereld van bedrog en schijn. De maatschappijkritiek spat er vanaf. “Politiek is vooral naar buiten een houding aannemen, maar zien dat de partij geen stemmen verliest. Dat de partij mee in het regeringsbootje zit (…) vooral goed luisteren, gehoorzamen, zich aanpassen.” Herman stelt dat de mens “bij uitstek een onrechtvaardig wezen is, een onberekenbaar en egocentrisch dier.” “Gewoonlijk zijn de machthebbers, de wetsdienaars, de ergsten van allemaal.” Hij brengt ook het omgaan met abortus provocatus ter sprake. Hij geeft een aantal bladzijden lang voorbeelden om dan te concluderen dat in oorlogen, hongersnoden duizenden en duizenden kinderen wel gedood mogen worden. Zo vindt hij het alziend oog van God zou moeten hangen “in de kantoren van de bankiers en geldmagnaten, de wapenfabrikanten, de trustbeheerders, de generaals.” Met als onderschrift: wees rechtvaardig en verdraagzaam. Dit soort passages maakt de roman universeel, want is er zoveel veranderd? Zijn wij ook geen vadsige koningen?

Van een intrige is niet echt sprake, het zijn meer associaties die als een collage met elkaar verbonden zijn. Toch is er structuur: Herman komt altijd weer bij zichzelf uit. Het boek begint om half twaalf ’s nachts en eindigt om drie uur. Aan het eind heb je het gevoel dat Herman je door zijn ‘nacht’ heeft geleid. “Wat is de lucht zwoel. Misschien zal het gaan regenen. Dagenlang regenen. Tot de zon weer doorbreekt en een tijdje schijnt.” Het is dus 8 mei, overigens ook de dag dat België de capitulatie van Duitsland vierde en aan een nieuwe periode begon. Toevallig?

Raes schrijft ook over de omgeving die hij kent: de kroegen in Antwerpen, de armoede, de couleur lokale van het havengebied. Woorden als sassenier, trampboot, kneukels, de schenkbank in het café geven sjeu aan de tekst. Hij gebruikt de taal die bij het verhaal past en dat betekent dat het niet altijd ABN-taal is. Zo gebruikt hij het woord ‘overzitten’ als hij bedoelt dat iemand niet overgaat naar het volgende leerjaar. Raes observeert goed en gebruikt prachtige kinderuitspraken als “de boerin is de koeien aan het uieren” of “Mams mag ik eens een ijsje halen, om me wat stil te houden.”

Achter in de uitgave wordt aangegeven dat men de originele tekst op kwetsend taalgebruik heeft herzien. Moet je een boek dat in een bepaalde tijd geschreven is gaan ‘verbeteren’? Het zou mooi geweest zijn als in voetnoten aangegeven was wat er veranderd was. Toch maar even de originele tekst erbij gepakt. ‘Roodhuiden’ is bijvoorbeeld vervangen door ‘indianen’, ‘negers’ door ‘zwarte mensen’, ‘blanken’ door ‘witte mensen’, het woord ‘kleurling’ door ‘als je van kleur bent’. Maar ook het woord ‘insisterend’ werd vervangen door ‘dringend.’ Een toelichting achter in het boek over het werk van Raes, de experimentele roman zou een verrijking geweest zijn.

De uitgeverij is van plan om meer werk van Raes opnieuw uit te brengen. Iets om naar uit te kijken.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles